Sofia en Stanley Anno 1999
Of een jongen met zwart geverfde piekharen, een met piercings opgevijzeld gezicht en royaal over zijn kleding verspreid zittende metalen versiersels per definitie crimineel is, of dat een enigszins scheef vrouwtje met een viltig pruikje en een bril die veel te groot is voor de smalle neus in het fletse gezicht persé onschuldig zou zijn, een voor de hand liggende conclusie is?
Sofia weet verrassend snel de deur te bereiken als de bel gaat. Haar nieuwsgierige oogjes spotten een jonge man in een zwart leren jack dat overdekt is met metalen versiersels. Ze kent hem wel, ze ziet hem geregeld rondhangen in de buurt.
‘Hi mevrouw,’ knikt Stanley .
‘Wat is er?’ vraagt Sofia met het hese geluid waarvoor dropjes zijn uitgevonden.
‘Mag ik misschien een glas water?’ Demonstratief schraapt hij zijn keel, daarmee de noodzaak van een verfrissing benadrukkend.
Een lachje verschijnt om haar mond, hoewel haar blik waakzaam blijft.
‘Is dit een truc om bij oude mensen binnen te dringen?’
‘Nee mevrouw, als u het liever wilt, blijf ik buiten wachten.’ Hij kucht nog eens nadrukkelijk.’
‘Goed jongeman, kom dan maar verder.’
Ze schuift de ketting van de deur.
De ruime woonkamer die hij betreedt, is ouderwets en staat bol van de antieke voorwerpen. Op de schoorsteenmantel prijkt een zwart marmeren pendule afgebiesd met roze randjes, met aan weerszijden twee bijpassende kandelabers. Erboven hangt een lange tweedelige spiegel met een smalle gouden lijst erom en een soort medaillon bovenin.
Midden in de kamer staat een vrij hoge tafel bedekt met worteldoek waaromheen enkele biedermeier stoelen zijn gerangschikt. Voor de blinde muur staat een eikenhouten kabinet.
Twee crapauds zijn onder de schuiframen geplaatst met een ingericht rooktafeltje ertussen.
De beschikbare wanden zijn overdekt met schilderijen, gravures en oude kalenderplaten en naast de schoorsteenmantel staat een engelse staande klok.
Sofia wijst op een crapaud: ‘Ga maar zitten.’
Als Sofia met een glas water in haar hand tevoorschijn komt, springt de jongen overeind.
‘Ik ben Stanley,’ stelt hij zich voor en steekt onhandig een smoezelige hand uit. Sofia duwt het glas erin en gebaart hem weer te gaan zitten. Ze haalt een kistje naar zich toe, opent het en biedt aan: ‘Wil je roken Stanley?’
Het blijken geen kant en klare sigaretten, maar halfzware shag met vloeitjes te zijn. Sofia opent een kleiner kistje, dat zakjes bevat ter grote van een theezakje: ‘Hiermee kun je mengen en zo je eigen sigaret maken,’ legt ze uit en geeft het voorbeeld, door geroutineerd een shagje te draaien.
‘Is dat wiet?’ Stanley is stomverbaasd.
‘Ja, dat hebben oude mensen soms nodig en voor jou kan het ook geen kwaad er eens eentje te proberen. Hoe oud ben je?’
‘Vijftien!’
‘Mooi zo,’ knikt ze.
Stanley taalt niet naar de tabak.
‘Heb je soms liever een kop thee met een plak cake?’
Op zijn bevestigende knik verdwijnt ze naar de keuken.
Ondertussen kijkt Stanley ongegeneerd rond. Wat vol is het hier! Het stinkt ook, maar die vrouw is vast schathemeltje rijk! Schathemeltje stinkend rijk, grinnikt hij inwendig.
‘Je bent niet erg spraakzaam,’ zegt Sofia terwijl ze de thee voor hem neerzet. Ze maakt plaats om het bordje met de plakken cake kwijt te kunnen.
‘Ga je gang, neem zoveel je lust.’
Ze neemt zelf ook een kop thee, waarbij ze een sigaretje rookt.
De wietcake smaakt heerlijk en naar meer en het duurt niet lang voor de stille Stanley in een spraakwaterval verandert.
Hij voelt zich fantastisch en wat is het hier fijn en Sofia is een geweldig mens en hij voelt gewoon dat hij haar alles moet vertellen, zelfs zijn geheimen.
In een mum van tijd schetst hij zijn trieste levensverhaal met als dieptepunt zijn beschrijving hoe hij als zevenjarig jongetje altijd op zijn zusje moest passen als zijn moeder bezoek had. Hoe het kind gilde als hij niet deed wat zij wilde en hoe hij haar toen over de brug van de eendenvijver heeft gekieperd. Omstanders hebben haar uit het water gehaald en hij werd uit huis geplaatst.
Sofia luistert en herkent in Stanley een verwante ziel. Ze waagt het erop hem in vertrouwen te nemen.
‘Kom eens mee,’ wenkt ze en snelt vooruit. Een beetje wiebelig volgt hij haar. Ze leidt hem door een lange smalle gang naar de keuken. Vandaar betreden ze van opzij een soort tuinkamer, die voor de buitenwereld is afgesloten, doch binnen fel verlicht is. In de ietwat klamme omgeving staan acht grote bloempotten, waarboven twee brandende lampen hangen. In die potten zitten al flinke planten, met mooie witte haren.
‘Nou, wat vind je ervan?’ giechelt Sofia.
Ze geven elkaar een high-five en slaan zich op de knieën.
‘Deze planten moeten nog vier weken en dan zijn ze klaar, dan ga ik ze drogen,’ legt Sofia uit. ‘Daarna worden ze fijngeknipt en verder doe ik er niks aan, dan verkoop ik het spul en zij werken het verder maar af.’
Stanley verheugt zich niet zozeer om de planten, als wel om Sofia en de haar toegedachte rijkdom.
Zij beduidt hem mee terug te gaan naar de kamer en zegt dan of er niks gebeurd is: ‘Jij lust vast nog wel een kop thee!’
Niet veel later loopt Stanley weer buiten, nadat hij op Sofia’s dringende verzoek om de volgende dag weer langs te komen positief heeft gereageerd. Ze paait hem met de belofte dat er vast wat voor hem te verdienen valt. Morgen zal hij horen wat de bedoeling is.
‘Kom erin, hoef je niet naar school?’ vraagt Sofia als hij al om negen uur voor de deur staat. ‘Je zit toch nog wel op school?’
Stanley knikt bevestigend.
‘Mooi zo, ik heb hier wat zakjes wiet voor jou, die mag je meenemen en aan je vrienden uitdelen. Zorg ervoor dat je niet gepakt wordt en mocht het fout gaan, dan zeg je maar gewoon dat je het spul gevonden hebt.’
Vervolgens werkt ze hem de deur uit met zijn belofte dat hij in de namiddag terug zal komen om te vertellen hoe het hem is vergaan.
Stanley voelt zich een hele bink op het schoolplein. Met een quasi achteloos gebaar haalt hij enkele malen een klein zakje tevoorschijn en opeens heeft hij vrienden.
’s Middags haast hij zich naar Sofia om nog wat zakjes bij haar op te halen.
Sofia luistert naar zijn verhaal en kijkt naar zijn blije gezicht. Ze pakt zijn hand en fluistert: ‘Dat heb je goed gedaan, maar vanaf nu gaan we eraan verdienen!’
Ze maakt een pakje voor hem klaar en legt uit welke bedragen hij moet vragen.
‘Kom morgenmiddag terug en zorg dat je het geld hebt!’
Deze keer heeft Stanley het moeilijker om zijn zakjes kwijt te raken. Niet iedereen heeft zomaar het benodigde geld beschikbaar. Dan poft hij zijn nieuwe vrienden toch maar en na schooltijd haast hij zich naar Sofia…
Nadat hij zijn verhaal heeft gedaan, bekijkt ze hem zoals een slang de muis bekijkt, die hij dadelijk zal verorberen. Hij krijgt zakjes mee voor de vrienden die niet hebben betaald.
‘Heb je het begrepen? Alleen degenen die niet hebben betaald!’
Sofia hijgt een beetje.
Stanley is niet dom. Hij begrijpt dat de zakjes een straf bevatten.
‘Mag ik een glas water?’ vraagt hij.
Als zij het gaat halen, stopt hij de zakjes in de tabaksdoos en haalt er een zelfde aantal uit die hij in zijn zak laat glijden.
Als hij de volgende morgen bij haar langs gaat, wordt er niet open gedaan en de daarop volgende dagen ook niet…
Twee weken later staat haar overlijdensbericht in de krant.
———————————————–
Geef een reactie