Anno jaren 1954-1960
Folkert en Nanda vormden met hun drie kinderen een protestant-christelijk gezin.
Na elf jaar was hun huwelijk op een dieptepunt beland en in diezelfde periode liet Folkert zich uitschrijven bij de kerk.
Sinds die dag voedde Nanda haar fantasie met aannames en roddels die Folkert in een kwaad daglicht stelden.
In haar beleving bestond er geen ergere zonde dan je losmaken van het geloof.
Voor haar waren geloof en kerk één.
Folkert was een aardige man, die op geloofsgebied genuanceerder om zich heen keek dan destijds gebruikelijk was en hij weigerde zich af te sluiten voor de wereld om hem heen.
Hij was een ontwikkeld man, van nature vrolijk, had een goed gevoel voor humor en weigerde zich te laten kapittelen door een dominee, ouderlingen en zijn vrouw.
Hij kwam steeds minder thuis om de felle, telkens terugkerende botsingen en ruzies, te ontlopen.
Nanda was jaloers van aard en zonder enige bedenking of bewijs ging ze ervan uit dat Folkert vrouwen van lichte zeden bezocht.
In haar beleving was een buitenkerkelijk iemand een ongelovige; en een ongelovige was een zware zondaar, die in staat was tot duivels gedrag.
Arme Folkert. Ze pestte hem en probeerde hem zover te krijgen dat hij haar een klap zou verkopen.
Hun jongste dochter, de achtjarige Miesje, zat onder de keukentafel verstopt toen haar ouders de keuken binnenkwamen.
Haar vader had zijn jas aan en wilde gaan.
Haar moeder trok aan zijn jas en snerpte: “Sla me dan!
Of durf je niet… Sla me dan! Slá me!”
Folkert draaide zich om en maakte haar handen los.
“Ophouden nu!” zei hij. “Ik sla geen vrouwen.”
Rustig sloot hij de deur achter zich en ze hoorde zijn voetstappen wegsterven door het knerpende grind.
Pas heel laat kwam hij weer naar huis.
Hij had een fles sterke drank meegebracht en schonk zichzelf een borrel in om te kunnen slapen.
De volgende ochtend zag Miesje haar vader niet en het gebeurde steeds vaker dat hij niet thuis kwam om te eten.
Miesje had twee oudere broers, Herman en Theo, die graag kattenkwaad uithaalden. Ze hadden elk een stuk elektriciteitsbuis van ongeveer vijftig centimeter en daardoor bliezen ze papieren pijltjes naar de buren, met een lijsterbes of een blauwe bes van de mahonia erbij in..
Prompt kwam de buurvrouw klagen: “Mevrouw de Jonge!” Ze stak haar hand uit met daarin kledderig papier en een paar besjes… “Die jongens van u zorgen voor overlast. Als u er niets aan doet, zie ik mij genoodzaakt uw man hierop aan te spreken..”
Voor Nanda was dit het sein om Folkert te bellen met een tirade: “Ik kreeg dat mens van Hofman aan de deur omdat de jongens weer eens met die pijltjes hebben geschoten. Je laat me altijd maar alleen met ze en ik kan ze niet de baas…” dat laatste klonk een beetje huilerig…
En dan opeens fel agressief: “Ik wil dat je nu naar huis komt en dat je die jongens flink aanpakt!”
Het was voor Folkert niet mogelijk om zomaar zijn werk in de steek te laten.
Daarom zei hij: “Roep ze bij je en neem ze die buisjes af. Vanavond praat ik wel met ze.”
Miesje hoorde alles.
Haar moeder legde te telefoon neer en zei zelfvoldaan: “Zo, die neem ik vanavond te pakken!”
Miesje wist niet wat dat betekende, maar diezelfde avond kwam ze daar op heel nare wijze achter.
Folkert kwam die middag eerder naar huis om met zijn zonen te praten.
“Waar zitten die jongens?” vroeg hij ietwat geïrriteerd.
Hij had gedacht dat Nanda ze na de klacht wel thuis zou houden.
“Ze luisteren niet naar mij!” loog ze.
“Ze zijn met een troep jongens op het landje, waar binnenkort dat huis wordt gezet. Geef ze maar een flink pak slaag!” voegde ze eraan toe.
Folkert liep naar het braakliggende land en riep zijn zoons bij zich: “Herman, Theo…. meekomen!”
Tot zijn verbazing hadden ze allebei een stuk elektriciteitsbuis in hun hand.
“Hebben jullie dat niet bij je moeder ingeleverd?”
“Jawel, maar deze hebben we van Nico gekregen.”
Nico was een veel oudere overbuurjongen, die de baas speelde over de jongere kinderen uit de laan.
Folkert stak zijn hand uit en ze legden de buizen erin.
Toen ze langs Nico liepen gaf hij de jongen de buizen met de boodschap dat hij ze namens hem aan zijn vader moest geven.
In optocht ging het naar de kamer.
Miesje wist ongezien binnen te komen en verschool zich achter het gordijn.
“Waarom luisteren jullie niet naar jullie moeder?”
Folkert keek de jongens een voor een streng aan.
“Dat doen wij wel.” zei Theo en keek naar Herman.
“Jullie moeder belt mij op het werk dat jullie de buren lastig vallen en vanaf nu is dat afgelopen! Hebben jullie dat goed begrepen?”
“Dat wijf liegt.” beweerde Herman brutaal.
Folkert sprong op en verkocht beide jongens een paar stevige tikken. Daarna moesten ze naar boven tot het etenstijd was.
Het was natuurlijk geen pak slaag, maar Nanda kon er wel wat mee. Tevreden riep ze Miesje die de tafel moest dekken.
Zodra haar moeder de kamer uit was kwam Miesje achter het gordijn vandaan.
Ze ging naar haar vader, die ze zo vaak miste, en sloeg haar armen om zijn nek. Ze rook de vertrouwde geur van zijn tabak vermengd met aftershave.
“Ga de tafel maar dekken kindje, anders is je moeder straks ook boos op jou.” zei Folkert en liet haar gaan.
Miesje zei niet dat ze altijd wel ergens boos om was.
De maaltijd verliep rustig en na het eten moest Miesje de tafel afruimen en de afwas doen. Haar broers hoefden niet mee te helpen omdat ze jongens waren.
Hun karweitje was af en toe om beurten een kit kolen scheppen als het winter was.
Toen Miesje klaar was met de vaat, maalde ze koffie in de wandkoffiemolen van Douwe Egberts en zette een ketel water op het gas.
Toen was haar taak gedaan.
Toen de waterketel begon te fluiten, ging haar moeder koffie zetten. Ze deed aardig en toen ze koffie voor Folkert neerzette, bood ze er een koekje bij aan.
Vader nam nooit een koekje, maar toen mochten alle drie de kinderen er een. Na de koffie zei ze tegen Folkert dat hij gerust een borreltje mocht nemen: “Ik heb liever dat je thuis een borrel drinkt dan dat je naar de kroeg gaat.”
Folkert was blij met haar souplesse. Hij was niet gewend aan haar inschikkelijkheid en was blij dat hij voor zijn avondborrel niet de deur uit hoefde.
Miesje moest eigenlijk naar bed, maar niemand stuurde haar.
Haar vader leek zich eindelijk te ontspannen.
Dat was het moment dat Nanda naar de gang ging en een nummer draaide. Met gedempte stem vertelde ze dat haar man aan de drank was en dat hij die middag haar jongens had mishandeld.
Miesje hoorde het, maar begreep niet wat er ging gebeuren.
Een minuut of twintig later werd er stevig op de bel gedrukt.
Triomfantelijk liep Nanda naar de voordeur en liet twee politiemannen binnen. Een van hen had een vettige opgeblazen rode kop en kwam Miesje bekend voor; hij was diaken in de kerk. De andere was een agent in uniform.
Nanda kraaide opgewonden dat haar man de jongens had mishandeld omdat hij aan de drank was.
Ze vertelde er niet bij dat hij op haar aandringen had ingegrepen en dat hij, toen dat gebeurde, nog niet had gedronken.
Folkert bleef rustig en vroeg ze plaats te nemen, dan konden ze vertellen wat er aan de hand was.
Die man met dat rode opgeblazen gezicht wilde niet zitten. Folkert moest direct opstaan en meekomen.
Hij dreigde met de gummiknuppel, die hij in zijn rechterhand hield, terwijl hij er zachte klapjes mee in zijn linkerhand gaf.
Bij de voordeur aangekomen deelde hij Folkert met zichtbaar genoegen mee dat hij hem in de cel ging gooien.
Miesje wierp zich tussen haar vader en die vreselijke man. Folkert greep zich vast aan beide deurposten.
Hij is een sterke man en de agent kon zijn handen niet loswringen.
Nanda gilde: “Haal die meid daar weg!”
Miesje werd door haar oudste broer bij haar vader weggesleurd en toen sloeg die vent met die gummiknuppel zo hard op de handen en de polsen van haar vader, dat hij wel moest loslaten.
Het was afschuwelijk om aan te zien.
Miesje gilde het uit en wilde naar haar vader toe.
Ze werd stevig vastgehouden door haar moeder en haar broer tot de voordeur achter de agenten en Folkert in het slot viel.
Miesje werd luid gillend en van zich af schoppend de trap opgesleept en boven op haar bed werd ze vastgehouden door haar broer, terwijl haar moeder een vies drankje ging maken, dat ze in haar keel goot.
Het duurde niet lang voor Miesje in slaap viel. Toen ze wakker werd, was het een paar dagen later.
Haar vader was al een aantal dagen niet thuis geweest en Miesje was heel verdrietig. Zo jong als ze was, begreep ze heel goed dat hetgeen er met haar vader gebeurd was, een opzetje was van haar moeder.
Zondag moest ze mee naar de kerk. Ze zag die vent met zijn dikke rode kop in de rij achter de dominee de kerk binnenwandelen.
Ze kon geen actie ondernemen, want ze was een kind.
Het enige dat ze deed was de blik van de ‘rooie kop’ vangen en dan haar hoofd omdraaien.
Haar vader werd de volgende morgen direct vrijgelaten en toen bleek al snel dat de ‘vreselijke mishandeling’ niet had plaatsgevonden.
Folkert deed geen aangifte.
Hij wilde het gebeurde niet groter maken door er verder aandacht aan te schenken.
Nanda had haar dochter wel mishandeld. Ze had haar een drankje toegediend waarvan ze een paar dagen onder zeil bleef. Maar dat wist Folkert niet.
Ondanks alles ging hij altijd uit van het goede in de mens.
Geef een reactie