Het weerzien

Myrna was al over de zeventig toen ze vier jaar geleden naar Frankrijk emigreerde.
Het klimaat trok haar aan. Ze voelde zich op alle fronten beter door de milde temperaturen. Dat haar dochter daar ook woonde was bijvangst.
We hebben contact gehouden en het is aardig om zo nu en dan post te ontvangen met wat foto’s en wederwaardigheden.

Haar brieven zijn lyrisch! Het is nergens mooier, fijner, beter en vriendelijker dan in Frankrijk. De mensen zijn aardiger en zó beleefd, héél anders dan in Nederland! Het eten is gevarieerder, het fruit sappiger, verser en altijd van de beste kwaliteit! Het landschap is inspirerend en de huizen hebben karakter; het kan niet op.
Nederland is er niets bij. We moéten op bezoek komen! In de vakantie rijden we toch wel vaker naar het zuiden en wat zou het leuk zijn om ons eindelijk haar huis en de prachtige omgeving te laten zien. En… ze heeft een zwembad!

We besluiten deze zomer bij haar langs te gaan. Op een minuscuul terras van een dorpje vlakbij Toulon hebben we afgesproken; vanaf daar zal zij voor ons uit rijden om bij het huis te komen; als we bij aankomst even appen..?
Onze verzekeringen dat we het, met een volledig toegestuurd adres, zelf wel kunnen vinden, heeft Myrna arrogant afgewimpeld.
Myrna blijft Myrna.

 Zij stopt voor het terrasje waar wij aan de koffie zitten en ontdoet haar voluptueuze lichaam van de piepkleine Fiat alsof ze zich verpopt tot een reusachtige vlinder en dat is een spectaculaire vertoning.
Geboeid slaan wij het schouwspel gade tot George‘s aangeboren hoffelijkheid hem overeind doet springen om een ijzeren stoeltje aan te schuiven. Dat lijkt te rank voor Myrna, maar gelukkig houdt het.
Wijdbeens, waarschijnlijk vanwege het evenwicht, steekt ze vanaf haar wankele zetel haar armen naar me uit en roept: ‘Ma chérie, je veux vous serrer dans mes bras!’

Aangezien mijn Frans net zo gammel is als Myrna’s stoeltje, zo van: we redden ons maar het houdt niet over, geef ik geen antwoord maar sta op om haar een knuffel te geven.

De non-alcoholica-Myrna die wij kenden bestaat niet meer  begrijpen we als de waard ongevraagd een kan wijn bij haar op tafel zet, waaraan ze voortvarend begint.
Myrna verhaalt honderduit over het heerlijke leven hier dat zich voor een groot deel buiten afspeelt.

De Myrna die wij kenden, hield hoofd en lijf doorgaans omwikkeld met sombere sjaals en vesten, was wars van open ramen en verklaarde elk vleugje frisse lucht tot verraderlijke tocht, met  risico op vreselijke ziektes.

Deze Myrna heeft haar benen in een zwarte legging gewurmd waarop ze een wit T-shirt draagt dat bedrukt is met enorme bloemen in felle tinten. Haar voeten steken in roze flatjes. Haar van nature nog altijd donkere haar is in een staart bijeengebonden.
Rond haar gebruinde armen torst ze een complete zilverwinkel en aan haar vingers prijken gouden en zilveren ringen met edelstenen of glas…, dat valt niet te zeggen.
Als het niveau in de wijnkan tot beneden de helft is gedaald vindt Myrna het tijd om op te stappen: ‘Allez, wij gaan!’

George schuift achter het stuur en stopt achter de Myrnamobiel. .
Myrna buigt zich naar George die het portierraam opent en geeft hem instructies die neerkomen op: Wat er ook gebeurt, blijf vooral achter mij…
Eindelijk vouwt ze zich haar wagentje in en daar gaat het, rechtstreeks de berg op. Links langs de weg staan huizen tegen de steilte gebouwd. Op een gegeven moment mindert zij gas en wij denken dat we er zijn, maar dan stuift ze opeens vol gas door. Bovenaan de weg is een rotonde, daar draait ze omheen en dan gaat het weer bergaf naar beneden.
 Halverwege lichten de remlichten op, waarna zij doorrijdt naar beneden.
George stapt uit om haar te vragen wat er is.
Zij commandeert hem terug in de auto en daar gaan we opnieuw de berg op.
Waar ze de eerste keer heeft geremd draait ze nu de oprit in en George glijdt er netjes naast.

We volgen haar naar binnen, waarbij ze ons gelijk het hele huis laat zien.
Het is vrij klein en het blijkt niet Myrna’s huis te zijn, maar het huis van haar dochter.
Ze wijst ons haar dochters  slaapkamer en deelt mee dat wij daar zullen slapen.

‘Nee Myrna,’ zeg ik beslist. ‘Dat doen we niet! Wij slapen in een hotel.’
‘Dat gaat niet,’ zegt ze kort. ‘Er zijn hier geen hotels.’

In de keuken vraagt ze me thee voor ons te zetten en verdwijnt met haar telefoon in de hand.
Ik zet water op en vind helemaal achterin de kast enkele kopjes zonder bruine drinkranden.
Myrna komt tevoorschijn en vraagt mij of de gewone kopjes niet goed genoeg voor ons zijn.
Ze zet de kopjes terug en pakte de oude die er niet te fris uitzien.
Ik maakt ze zo goed mogelijk schoon en ga naar George om te zeggen dat ik weg wil en wel heel snel.
Ik schenk thee in en daar plopt Myrna weer tevoorschijn.

Ze heeft geregeld logees, vertelt ze, die als wederdienst voor haar koken en haar helpen met het huis.
Ze heeft een koelkast vol boodschappen en ik moet er maar iets lekkers van maken.
‘Nee!’ zeg ik.
George schiet mij te hulp. ‘Wij gaan weg, Myrna, wij hebben van te voren heel duidelijk gezegd dat wij niet komen logeren. We zouden alleen kijken waar je woont en dag zeggen.’
Ik kijk haar aan. ‘Ik ga echt niet voor je koken hoor, ik heb vakantie! We gaan uit eten en als je wilt mag je mee.’

Daarop werkt Myrna  schijnbaar mee en kondigt aan haar kleinzoon te bellen die bekend is in de buurt en bijzonder goed ingevoerd in betere restaurants.
Ondertussen begint het te schemeren en ik zeg tegen George: ‘We moeten niet te lang wachten, want we zitten hier buitenaf en straks is het donker.’
Eindelijk arriveert de kleinzoon. Myrna trekt hem mee en praat in rad frans op hem in.
Wij kunnen niet goed volgen wat er gezegd wordt, maar verwachten een uitleg naar een bistro of restaurant in de buurt.

We moeten de auto in en Myrna zakt bij ons op de achterbank. We rijden in het pikkedonker achter de kleinzoon aan over allerlei landweggetjes, maken bochten, slaan linksaf en weer rechtsaf… De rit duurt een klein half uur als in de verte een verlicht bord opdoemt met ‘IBIS’ erop.

Ik wijs George: ‘Die kant moeten we op, want daar is een hotel.’
“Nee!’ protesteert Myrna vanaf de achterbank. ‘Dat is geen hotel, dat is een fabriek!’
Het is inmiddels volkomen duidelijk dat Myrna een spelletje speelt en George laat de kleinzoon schieten en slaat af richting IBIS-hotel.
Myrna geeft het nog niet op: ‘Alle hotels zitten vol,’ beweert ze. ‘Er is iets met motorraces en nergens in de wijde omgeving zal je een slaapplaats kunnen vinden.’
Wij laten ons niets meer wijsmaken. George bromt: ‘We zijn onderweg niet één motorfiets tegen gekomen Myrna!’ We draaien de oprit van het hotel op en George zet de auto niet ver van de ingang.

Hij gaat naar binnen om te vragen of ze een kamer hebben en of we misschien nog iets kunnen eten.
Myrna is ondertussen in alle staten. Ze vindt George onbeschoft omdat hij zijn auto zo dicht bij de ingang heeft geparkeerd. Een Fransman zou zoiets nooit doen!

George komt terug en opent het portier voor Myrna. ‘We kunnen hier eten, dus stap maar uit!’ zegt hij en stapt zelf weer in om de auto weg te zetten.

Myrna is razend. Ze wil niet eten en ze heeft al gegeten… Als wij onze bestelling opgeven, verandert ze van gedachten. Uit beleefdheid zal ze een klein hapje mee-eten.  Na de maaltijd informeert George aan de balie hoe hij het beste terug kan rijden naar Myrna’s dorp. De vriendelijke jongeman legt uit dat het slechts vijf minuten is via de autobaan. Dus die zigzag-route via al die landweggetjes …

We brengen Myrna naar huis.
‘Komen jullie morgen nog gedag zeggen voor jullie vertrekken?’ Myrna klinkt stuurs.
‘Morgenvroeg om tien uur koffie op het terrasje van vanmiddag.’ beloof ik.
‘Ze had ons aardig te pakken!’ grinnikt George.
‘Ik vraag me af of het hier, behalve het klimaat dan, echt wel zo gezellig voor haar is,’ Ik zucht. ‘Ik denk dat ze zielig is. Als je bezoekers moet misleiden om ze te laten blijven… zoiets verwacht je toch niet?’

Tweeëneenhalve week later zijn we weer thuis.

Een mail van Myrna: ‘Ik begrijp nog steeds niet waarom jullie niet zijn gebleven. Nu heb ik sla en tomaten en allerlei lekkere dingen moeten weggooien!’
‘Zie je wel, ze heeft vast geen vrienden daar, anders was het wel opgegaan!’ zeg ik.
George schiet in de lach: ‘Jij zou er zo weer in trappen! Maar ik niet!’
In haar eerstvolgende brief vraagt Myrna haar foto’s terug en daarna horen we jarenlang niets meer.

Op een mooie voorjaarsdag gaat de telefoon. Het is Myrna: ‘ We zijn elkaar een beetje kwijt geraakt,’ zegt ze. ‘Het is bijna zomer. Hebben jullie nog plannen om naar het zuiden te rijden? Wat zou het leuk zijn als jullie dan weer eens bij mij langskomen…’


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *