Het vliegende draakje.

Deel 1

In een land, ver hier vandaan, kroop een draakje uit zijn ei.
Hij rekte zich uit en keek om zich heen. Waar was zijn moeder?
Er was niemand, hij was helemaal alleen.
Dan moet ik maar eens flink piepen, dacht het draakje; en hij piepte en piepte, maar er gebeurde niets, er kwam geen moeder.
Hoe moet dat nou met mij…, tobde het draakje, want hij wist dat hij iemand nodig had om voor hem te zorgen…
Hij ging op zijn rug liggen in de zon. Dat was lekker warm.  
‘Zeg Zon, weet jij waar mijn moeder is?’  vroeg hij.
De zon kroop weg achter een wolk.
Daar werd hij niet wijzer van, dus zat er maar één ding op: hij moest zijn moeder zoeken.
Hij kwam overeind en schudde zijn lijf en poten los. Toen voelde hij dat er ook nog iets op zijn rug zat. Hij wiebelde er een beetje mee heen en weer en opeens klapten er een paar vleugels uit.
Hé, dat kwam goed van pas! Hij begon gelijk te oefenen en als hij flink wapperde, voelde hij dat hij een beetje van de grond werd getild.
Hij ging rechtop staan en nam een aanloop; toen hij op zijn hardst ging, klapte hij zijn vleugels uit…
en.. ja hoor, hij vloog.
Eenmaal in de lucht wilde hij om zich heen kijken, maar dat ging niet, hij maakte meteen een duikeling.
Na een paar proefrondjes kreeg hij de slag te pakken en voelde hoe hij zich moest bewegen om hoog, laag, links of rechts te gaan. Nu was hij klaar om op zoek te gaan naar zijn moeder.
Hij vloog over heuvels en ravijnen; hij zag rivieren glinsteren in de zon. Hij ontdekte een stuk bos en besloot daar beneden in de schaduw te gaan rusten.
Het draakje stak zijn poten naar voren en maakte een keurige landing.
Pfff… dat was gelukt.
Er woonden apen in het bos; toen ze het draakje zagen landen sprongen zij opgewonden krijsend in het rond.
Het draakje was niet verlegen en stapte naar voren.
‘Hallo… ik zoek mijn moeder!’ riep hij.
De apen hielden even op met hun gespring en gekrijs  en keken naar hem.
De grootste aap trommelde zich op de borst en schreeuwde.
‘Ben jij mijn moeder?’ informeerde het kleintje.
De aap draaide zich om  en stak zijn grote roze apenbillen achteruit.
‘Oké, ik snap het, jij bent het niet.’
Een soortgenoot klom een boom in en plukte een kokosnoot; hij gooide hem naar het draakje met de bedoeling hem weg te jagen.
Het draakje begreep dat niet en dankte beleefd: ‘O, wat lekker, ik had nog niets te eten gehad!’
De noot was heerlijk en er volgden er meer. Hij at er zoveel hij kon en ging toen een eindje bij de apen vandaan onder een boom wat rusten. Want hij was nog maar een baby.
De apen dachten dat ze hem weggejaagd hadden en gingen verder met hun spel.

Het draakje sliep tot de volgende dag en zodra het licht werd besloot hij verder te trekken..
Hij volgde het ritueel van de vorige dag: het losschudden van lijf en poten en wapperen met zijn vleugels; daarna nam hij een aanloop om zijn vleugels uit te slaan. Tot afscheid cirkelde hij een rondje boven de apen en schoot toen het luchtruim in.
Het vliegen ging steeds gemakkelijker, hij had het al aardig onder de knie.
Het lukte hem nu ook om tijdens het vliegen om zich heen te kijken, zonder gelijk een duikeling te maken. Hij vloog een eind over zee en dan weer over land, maar hij had geen idee waar hij was.
Onderweg ontdekte hij dat hij niet het enige vliegende dier was. Hij zag een vliegende hond,
vleermuizen en vogels; veel vogels, van klein tot groot.
Opeens zag hij beneden zich een hele grote vogel  door de velden rennen. Zou dat zijn moeder zijn?
Het draakje dook erop af en kwam in een grote stofwolk tot stilstand.
De emoe stopte ook en keek hem nieuwsgierig aan.
‘Ben jij mijn moeder?’ Hoopvol keek het draakje op naar de grote vogel.
‘Neen, klein ding,’ zei de emoe. ’Ik ben een vogel en jij bent een draak.’
‘Ik heb geen moeder,’ sprak het draakje treurig; ‘overal heb ik gezocht, maar niemand weet iets.’
‘Kom maar met mij mee,’ Vriendelijk knikte de vogel naar het draakje. ‘Op het ogenblik heb ik geen kinderen, dus is er plaats genoeg voor jou.’
De emoe draaide zich om en begon met grote passen te lopen. Het draakje probeerde haar bij te houden, maar toen dat niet ging sloeg hij als vanzelf zijn vleugels uit.
De emoe rende naar een stukje bos en bleef staan bij een rommelig nest zomaar op de grond.
‘Dit is mijn nest,’ zei ze trots. ‘Ga maar lekker zitten en slaap wat; daarna gaan we eten voor je zoeken.’
Het draakje was zo moe, dat hij direct in slaap viel.
Toen hij was uitgerust trokken ze er samen op uit, waarbij de emoe het draakje leerde hoe hij aan voedsel kon komen. Ze aten zaden, bloemen, insecten en fruit en soms kleine knaagdieren.
Het draakje besloot niet verder te zoeken naar zijn moeder, maar bij de emoe te blijven.
Ze trokken er elke dag samen op uit en als het draakje moe was, mocht hij op de rug van de emoe zitten. Na een tijdje ging dat niet meer, want het draakje groeide en groeide maar. Op het laatst was hij zo groot, dat de emoe naast hem een kleine vogel leek.
Toen het draakje een draak geworden was, werd hij onrustig, want hij wilde een vrouwtje zoeken en zich voortplanten. Op een dag vertelde hij de emoe dat hij weg moest. De emoe was ondertussen heel oud geworden. Haar koppie leek kleiner te worden en de veertjes rond haar snavel kleurden wit.
De volgende morgen vertrok de draak.
‘Veel geluk!’ riep de emoe hem na.
‘Bedankt voor alles, lieve emoe!’ riep de draak en vloog weg, zijn nieuwe leven tegemoet.

Deel 2

Zeilend op zijn enorme leerachtige vleugels  scheerde de draak over velden en bossen.
Hij had er zin in.
Het afscheid van de emoe was hem niet gemakkelijk gevallen, want de emoe was de enige ouder die hij ooit had gekend.
Hij was nu een volwassen draak en het werd tijd dat hij op eigen benen ging staan.
Bovendien was de emoe langzamerhand oud geworden.
Zij had altijd hard gewerkt om haar emoetjes te beschermen en groot te brengen en daarnaast had zij hem ook nog eens opgevoed.
Hij hield van de emoe net zoveel als van zijn moeder die hij nooit gekend had.
Ongemerkt was de draak steeds zuidelijker geraakt.
Het land had hij achter zich gelaten en hij vloog nu boven zee.
Het werd kouder en kouder.
Opeens spoot er een fontein uit het water.
De draak ging wat lager vliegen om te kijken waar dat vandaan kwam. Hij dook en werd geraakt door een nieuwe fontein.
Van schrik blies de draak een oranje vlam uit.
Vlak onder de oppervlakte van het water ontwaarde hij een reusachtig lijf, veel groter dan zijn eigen lichaam. Het was bedekt met lichte en donkere vlekken en het bewoog. De draak wist niet wat het was… Kon hij erop landen en zou hij wat kunnen drinken uit die fontein?
Hij moest het er maar op wagen.
Hij was al zo lang onderweg en hij had honger en dorst. Bovendien wilde hij graag uitrusten.
Hij kwam neer vlak naast het gat waar nu en dan water uit spoot.
De walvis, die lekker op zijn zij in het water een dutje lag te doen, schrok op toen de draak op hem landde.
Hij dook en de draak ging kopje onder. Het ijzig koude water maakte hem gelijk klaarwakker.
Hij spartelde, kwam boven en hapte naar lucht zodat een blaas in zijn maag werd opgeblazen als een ballon waardoor hij bleef drijven.
Toen hij zijn poten uitsloeg merkte hij dat hij zich prima door het water kon verplaatsen. Hij kon zwemmen!
Hij stak zijn vleugels omhoog die gelijk werden gegrepen door de wind. Hij liet zich meevoeren en probeerde te begrijpen wat er gebeurde.
Bovendien had hij nog steeds honger. Hij stak zijn kop onder water zag  een school vissen die zich als één geheel door het water bewogen. Geboeid staarde hij naar de glinsterende lijfjes, toen er opeens een grote roofvis opdook die met geopende bek de school doorkruiste en de visjes smakelijk naar binnen werkte.
De draak begreep dat de kleine visjes in het water voedsel waren voor de grotere.
Hij trok zijn vleugels in en ging achter de resterende visjes aan.
Met moeite wist hij een paar kleintjes te verschalken, en toen waren ze opeens allemaal verdwenen.
De draak was ondanks het hongergevoel zo moe van de verre tocht dat hij in slaap viel.
Door zijn drijfkracht en de stromingen in de zee ging hij steeds zuidelijker.
Opeens schrok hij wakker.
Hij was op een grote ijsschots gebotst. Hij keek om zich heen en zag een groep pinguïns die hem verbaasd aanstaarden.
Een van hen kwam een paar pasjes naar voren en vroeg: ‘Wie ben jij?’
‘Ik ben een draak,’ antwoordde de  draak. ‘Kunnen jullie mij zeggen waar ik ben aangeland?’
‘Je bent op de Zuidpool,’ wist de pinguïn. ‘Wij hebben hier nog nooit een draak gezien..’
Daarvan schrok de draak.
Als er op de Zuidpool geen draken waren, dan zou hij hier ook geen vrouwtje vinden.
Plotseling klonk er gefladder van vleugels.
Een albatros landde op het water vlakbij de draak.
Hij tuurde in de diepte en dook om een vis te verschalken.
Na de maaltijd wendde hij zich tot de draak:
‘Laat ik nou altijd gedacht hebben dat ik hier de grootste vogel was,’ zei de albatros. ‘Nooit heb ik een vogel gezien zoals jij..’
‘Dat kan kloppen,’ sprak de draak. ‘ik ben namelijk geen vogel, maar een draak… en ik heb honger!’ voegde hij daaraan toe.
De albatros dook en haalde een vis naar boven.
Hij gaf hem aan de draak die hem zo snel verorberde dat hij een graat in zijn keel kreeg.
Hij hoestte en spuwde vuur.
De pinguïns en de albatros vonden dat bijzonder; maar de draak wist dat de vlam veel kleiner was dan voorheen. Op de lange tocht was hij veel van zijn energie verloren.
Hij keek naar zijn voorpoten en zag dat ze krompen. Hij had hulp nodig.
‘Is hier iemand hier die iets over draken weet?’ vroeg hij.
De albatros overlegde met de pinguïns en ze kwamen tot de conclusie dat de draak terug moest naar het noorden.
Omdat ze wel begrepen dat hij dat op eigen kracht niet zou redden besloten ze voor de terugreis hulp in te schakelen.
Er werd onderwatercontact gemaakt en even later kwamen er enkele zeehonden en een grote walvis aan. Ze wervelden vrolijk door het water, want ze dachten dat er misschien een feestje was.
Op een teken van de albatros verzamelden de dieren zich rondom de draak die zijn geschiedenis moest vertellen.
Ze hoorden dat hij nooit zijn moeder of enig familielid had gekend en dat hij op zoek was naar zijn drakenvolk.
Toen hij uitverteld was klonken er allerlei geluiden: de zang, het fluiten en klikken van de walvis, het grommen, brullen en klappen met de vinnen van de zeehonden… De meeste herrie kwam van de pinguïns, die keihard balkten als een kudde ezels.
Alle dieren overlegden in hun eigen taal.
Totdat het scherpe gefluit van de albatros daar een eind aan maakte en iedereen vroeg een stukje aan de oplossing bij te dragen.

Deel 3


Gedurende de lange tocht noordwaarts was de draak zo ver gekrompen dat hij weer een draakje geworden was.
Het dierengezelschap landde op een eiland voor de zuidkust van Australië, genaamd Tasmanië.
De walvis had hem een heel eind op haar rug laten varen en van de zeehonden kreeg hij zo nu en dan een visje toegeworpen.
Onderweg liet de albatros, die was meegevlogen, zich geregeld zien om de reiziger in de gaten te houden..
Hij was geen draak meer maar een draakje.
Het hele eind over zee hadden de dieren hem af en toe een visje toegestopt, maar dat was niet voldoende om te groeien en zelfs niet voldoende om hem zo groot te laten blijven als hij was.
Hij maakte zich zorgen en was bang dat hij, als hij niet op tijd de juiste voeding kon vinden, op het laatst zo klein zou zijn dat hij weer in een ei zou passen.
Nu ze hem aan land hadden gebracht, namen de zeedieren afscheid.
Het draakje gaf nog groeten mee voor de pinguïns, die de reis over zee niet meegemaakt hadden.
De albatros nam geen afscheid. Omdat het draakje zo klein geworden was dat hij op de rug van de albatros kon zitten, besloot deze hem verder naar het noorden te brengen.
Toen ze boven Australië vlogen kwam het draakje op bekend terrein. Want daar was hij immers grootgebracht door de emoe.
Ze landden op een plek waar fruit, sla en volop rupsen en insecten te vinden waren en eindelijk kon het draakje weer een keer zijn buikje vol eten.
Ze kwamen een groepje kangoeroes tegen.
Het draakje vroeg ze of ze wel eens hadden gehoord van een drakenvolk.
Nee, ze konden hem niet helpen, maar een van hen had een tip: Ga eens naar de rivier, daar zwemmen krokodillen en, hij bekeek het draakje nog eens goed, dat kon weleens verre familie van je zijn.
Het draakje dankte beleefd en samen met de albatros toog hij naar de rivier.
De albatros nam gelijk een duik omdat hij trek had gekregen.
Die bessen en tomaatjes en al die andere plantendingen die het draakje heerlijk vond, waren aan hem niet besteed.
Met zijn duik had de albatros een krokodil wakker gemaakt en die liet zich stilletjes in het water zakken en met half geloken ogen naar de kant drijven. Zo’n grote vogel was een buitenkansje en leek hem een heerlijke maaltijd.
Voordat hij hem bereikte was de albatros alweer weggevlogen.
Het draakje zag de krokodil het eerst.
Goedemiddag! Mag ik u iets vragen?
Het draakje was niet bang voor de krokodil.
De krokodil deed zijn ogen open en gromde wat.
Weet u, ik ben een draak. Ik ben uit een ei gekomen in een land waar apen wonen.
Er was geen moeder voor mij en daarom ben ik naar dit land gekomen waar ik de emoe vond die mij heeft grootgebracht.
Toen ik een grote draak geworden was, wilde ik op zoek naar mijn familie.
Ik raakte verdwaald en kwam op de Zuidpool terecht.
Hij wees op de albatros. Dit is mijn beste vriend, de albatros! stelde hij hem voor.
Hij heeft me helemaal vanaf de Zuidpool hier naartoe gebracht.
Nu komt mijn vraag: Kan het zijn dat u familie, misschien verre familie van mij bent? En heeft u wel eens van een drakenvolk gehoord? En weet u misschien waar ik ze kan vinden?
De krokodil gromde langdurig voordat hij met een lage krakerige stem begon te spreken:
Misschien zijn de draken vele generaties terug aan ons verwant geweest… Ooit was er een krokodil die bijna tien meter lang was. Hij werd verliefd op een ander soort dier en wonderbaarlijk genoeg kregen ze jonkies… Dat was het begin van de drakentijd… Weer gromde hij…
Weet u waar de draken naartoe zijn gegaan? Probeerde het draakje nog eens.
Ik weet er niet veel van, maar ik heb wel eens gehoord over een drakenvolk in China…
Dank u…. dank u wel! Eindelijk voelde het draakje dat ze op de goede weg waren.
Het draakje klom op de rug van de albatros en samen stegen ze op.
De albatros vloog een rondje boven de krokodil terwijl het draakje hem een vaarwel toeriep en toen gingen ze richting noord. Af en toe landden ze, vooral om het draakje weer op krachten te laten komen.
Hij begon weer te groeien en op een gegeven moment was hij zover aangesterkt dat hij zelf zijn vleugels weer ging uitslaan.
Dat  was een opluchting voor de albatros, die duidelijk kon merken dat het draakje langzamerhand weer een echte draak ging worden.
Gezamenlijk vlogen ze dwars over Australië en Indonesië en vandaar via de Filippijnen naar China.
In China werd al naar hun uitgekeken. Het jaar 2024 zal namelijk het jaar van de draak zijn, de trotse en levendige draak. Voor de alleenstaande draak is het belangrijk om dit jaar 2023 alvast de maand oktober in de gaten te houden, want dan kan het zomaar gebeuren dat hij zijn vrouwtje gaat vinden.
In Drakenland betekende de komst van een nieuwe draak een voorbode van geluk en voorspoed.
Na een oneindig lijkende tocht bereikten ze de blauwe rivier die met zijn meer dan zesduizend kilometer de langste rivier van China is.
Daar vonden ze een open plek om te landen. Zodra ze waren neergestreken zagen ze jonge draakjes vanachter de bomen gluren…
Hallo.. riep het draakje die inmiddels weer een echte draak was. Willen jullie ons naar jullie vader en moeder brengen? Een paar draakjes renden vooruit en even later kwamen zij hun tegemoet met een paar volwassen draken. Ze sprongen in het rond, er klonk  alom gegrom en het drakenvuur spoot naar alle kanten.
De draak voelde zich helemaal gelukkig, maar het werd de albatros te gek. Hij floot stevig ten afscheid en steeg op.
Dag Albatros, riep de draak, dank je wel! En een goede reis.
Met de nieuwe draak in hun midden toog het drakenvolk naar hun drakendorp waar een aardig drakenmeisje speciale drakensoep aan het koken was voor de komende drakenfeesten.
Over enkele weken was het oktober en dan zou de draak zijn vrouwtje vinden…
Of had hij haar al gevonden?

Einde


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *