anno 1992
Oude gevels domineren het straatje waar de viswinkel is.
Het gebouw staat fier overeind, terwijl de naastgelegen panden er vermoeid tegenaan leunen.
De doordacht verlichte etalage lijkt trots vooruit te buiken, pronkend met haar diversiteiten uit zee.
Er zijn drie klanten vóór me.
‘Gaat het zo mee?’ De propere vrouw reikt zorgvuldig een papieren zak over de rijk gevulde vitrine waarvan de verlichting weerkaatst in haar brillenglazen.
Ik stap opzij en een stevige veer sluit de deur achter de klant, terwijl de vrouw de twee mensen voor mij beurtelings aankijkt.
‘Wie mag ik helpen?’
Het muizige vrouwtje gebaart naar de man.
Hij, onder een deukhoedje in ouderwets strijkvrij terlenka gestoken, zet als een krielhaan zijn borst uit om plechtig de bestelling te plaatsen: ‘Mag ik een ons Hollandse garnalen van u?’
Onverholen trots stijgt de vrouw mee, op de wereldwijsheid van haar man, die triomfantelijk om zich heen kijkt en mij ongevraagd toevoegt: ‘De Hollandse zijn de beste, weet u?’ Hij trekt met een breed gebaar zijn portemonnee.
Ik knik maar eens en houd de deur open die zich, zodra ik hem loslaat, nadrukkelijk achter hen sluit.
‘Zegt u het maar,’ animeert de visvrouw.
—————————-
Geef een reactie