Doortje

Doortje is een zweetvosje.   Elke dag op weg naar school fietst Jasmijn langs het weitje van de buurman waar Doortje staat. Eigenlijk is het geen weitje, maar een kaal stukje grond, waar de pony als gezelschap voor een grote bruine ruin naartoe is gehaald.

   Jasmijn, een rank meisje met lang blond haar, wordt op slag verliefd als ze het lichtbruine paardje met de grote bruine ogen en ongelooflijke lange wimpers voor het eerst ontdekt. De blonde manen hangen warrig langs haar hals en de lange blonde staart reikt bijna tot aan de grond. Achteloos laat ze haar fiets in het bermgras vallen en stapt door de wit opgevroren herfstbladeren op het dier af dat haar nieuwsgierig aankijkt. Voorzichtig streelt ze de fluwelige neus en het stugge haar daarboven, haar ondertussen lieve woordjes toefluisterend.    ‘Morgen kom ik weer,’ belooft ze. ‘Dan breng ik wat lekkers voor je mee!’

   Gedurende die hele winter en het voorjaar brengt ze dagelijks een wortel of oud brood en soms een appeltje mee en voert dat aan de paarden. Het allerfijnste is dat ze van de buurman mag komen helpen om Doortje te verzorgen. Ze mag haar borstelen en de hoeven krabben. Twee, soms drie keer in de week krijgt Doortje het hoofdstel aan en het bit in de mond en dan loopt Jasmijn rondjes met haar over het stukje grond. Het is mei en Jasmijn is gauw jarig. Net als voorgaande jaren heeft ze een verlanglijstje gemaakt en bovenaan heeft ze met kleurig versierde letters Pony geschreven. Haar vader heeft het lijstje aangepakt en ‘Zo zo…’  gezegd en verder niets.

   Jasmijn is negen jaar geworden.

   Als ze haar cadeau aanpakt, met het roze papier erom, begrijpt ze dat een pony er weer niet in zit. Toch wel nieuwsgierig maakt ze het pak open en tot haar verrassing komen er een cap, een beige rijbroek en een paar zwarte rubberen rijlaarzen uit.   ‘Krijg ik paardrijles?’ Blij vliegt ze haar ouders om de hals. Haar ouders knuffelen haar en geven elkaar een knipoog.    Een nog grotere verrassing wacht haar als ze die middag uit school komt. Opa en oma zijn er en zij hebben allebei een groot pak voor Jasmijn. Het pak van opa is het zwaarst en als Jasmijn het papier eraf trekt, komt er een bruin zadel tevoorschijn en van oma krijgt ze een donkerblauwe sjabrak. Haar handen glijden over het gladde leer terwijl ze verzucht: ‘Wat mooi! Dit is volgens mij een heerlijk zadel en ik zou zo graag het paard willen zien waarop ik les krijg!’    ‘Had dat maar gezegd,’ plaagt haar vader. ‘dan hadden we je haar gelijk laten zien.’   Jasmijn kijkt haar vader aan en ziet de glinstering in zijn ogen… het zal toch niet waar zijn dat ze toch een pony krijgt… ze heeft niets gemerkt en waar staat ie dan?

   Opeens weet ze het. Ze rent naar buiten, de achtertuin door naar een braakliggend stukje grond, rijkelijk overgroeid met gras. Rondom is een houten hek geplaatst en er loopt een paardje te grazen.    ‘Doortje!’ Jasmijn wurmt zich door het hek en: ‘Au!’    ‘Pas op, er zit schrikdraad op!’ waarschuwt haar vader net te laat. Iedereen lacht!

    Jasmijn stapt op Doortje af, slaat haar armen om haar hals en vlijt haat hoofd tegen de blonde manen. Even kijkt Doortje op of Jasmijn iets lekkers voor haar heeft meegebracht en eet dan onverstoorbaar verder.

   De anderen zijn door het hek gekomen en Jasmijn moet de stal bewonderen. Die is gemaakt van een tuinhuisje, met aan de binnenkant een extra sterke houten betimmering. Op de vloer ligt een dikke laag stro en er zit een dubbele deur in, zodat Doortje, als zij binnen staat, naar buiten kan kijken. Aan de achterkant is een overkapping waar strobalen onder liggen en er staat een kruiwagen. In de kast, ook onder de overkapping, liggen tuig, borstels, een hoevenkrabbertje en ander gereedschap. Het is zoveel, dat Jasmijn er een beetje benauwd van wordt. Opa slaat zijn arm om haar schouders en zegt: ‘Wij gaan samen met Doortje aan het werk. We verzorgen haar samen en nu je een zadel hebt kun je d’r ook eens op zitten!’    ‘Weet je hoe oud zij is?’ vraagt haar moeder. Jasmijn knikt bevestigend. ‘Vijf, zei de buurman!’  

Drie weken woont Doortje nu achter het huis bij Jasmijn. Ze is zichtbaar dikker geworden en de buurman heeft gewaarschuwd dat het niet goed voor Doortje is om de hele dag te grazen. Ze zou beter wat vaker op stal kunnen staan. Jasmijn en haar ouders luisteren niet naar zijn raad, want ze vinden het zielig voor Doortje om haar uit de wei te halen, omdat ze zo geniet van al dat heerlijke gras.

   Het is zaterdag en Jasmijn kan de hele dag lekker met Doortje bezig gaan. Opa is er ook en het belooft een heerlijke dag te worden. Als Doortje het hoofdstel aan krijgt en Jasmijn met haar wil gaan lopen, is ze niet in beweging te krijgen. Opa komt haar te hulp en pakt haar krachtig beet. Het lukt hem om Doortje een paar passen te laten zetten, maar ze lijkt wel op eieren te lopen. Er is iets niet goed. De buurman wordt erbij gehaald en hij tilt haar rechter voorbeen op. Hij kijkt onder de voet en voelt aan de hoef. Die is gloeiend heet.

   ‘Ik zou de veearts maar bellen!’ adviseert hij en loopt brommend weg.

   De veearts is er gauw. Hij heeft een tas bij zich, die hij bij het hek op de grond zet en haalt er een thermometer en een hamertje uit, dat hij in zijn zak stopt. Dan gaan ze in optocht de wei binnen, opa, Jasmijn en haar moeder, en als laatste de veearts. De arts begint zijn onderzoek door de thermometer onder de staart te steken.    ‘Waarom hangt daar zo’n lang touw aan?’ vraagt Jasmijn.    ‘Zo’n instrumentje kan wel eens naar binnen schieten en dan kunnen we het aan het touw weer terughalen,’ legt de veearts uit. Hij tilt een been op en voelt aan de hoef. Dat haalt hij het hamertje uit zijn zak en geeft er een tikje tegen. Doortje reageert onmiddellijk en probeert hem te bijten.

   ‘Laminitis,’ constateert hij en kijkt om zich heen. ‘Veel te veel gras voor zo’n pony.’    Verbaasd kijkt moeder hem aan. ‘Wat bedoelt u?’ vraagt ze.    ‘Ze is te dik en heeft veel te veel van dit gras gegeten, zo’n dier leeft oorspronkelijk in een landstreek waar weinig groeit. Dit gras bevat veel eiwit, vooral in het voorjaar en daarmee heeft ze zichzelf als het ware vergiftigd en daardoor is de laminitis ontstaan.’

   ‘Wat is laminitis?’ vraagt moeder.    ‘Laminitis is een stofwisselingsziekte die tot gevolg heeft dat ze hoef bevangen is.’ antwoordt hij.      ‘Neem mij niet kwalijk, maar wat is hoef bevangen nou weer?’

   ‘Ik zal een tekeningetje voor u maken en proberen het zo eenvoudig mogelijk uit te leggen.’ Op een blocnotevelletje  schetst hij een paardenvoet.     ‘Kom jij er ook maar even bij,’ zegt hij tegen Jasmijn. ‘Kijk, zo ziet een paardenvoet eruit,’ wijst hij. ‘Bij hoefbevangenheid is er een ontsteking ontstaan van de lamellen, die de verbinding vormen tussen het hoefbeen en de hoornwand. Er ontstaat vocht en als gevolg daarvan wordt het hoefbeen als het ware van de hoornlaag weggedrukt. Het kantelt en de punt daarvan drukt dan op de zool. Dit is bijzonder pijnlijk, want dat gebied zit vol bloedvaten en zenuwen.’    ‘Is er iets aan te doen?’    ‘Jazeker! Het lijkt mij het beste dat u de hoefsmid belt en verder zal ik wat pijnstillers voorschrijven. Kent u een hoefsmid?’   ‘De buurman zal wel iemand weten,’    ‘Goed, mocht het niet lukken dan weet ik er wel een.’

Nog diezelfde middag komt Thijs voorrijden. Zijn bus is ingericht met verschillende modellen hoefijzers, nagels en allerlei gereedschap. Hij bekijkt de hoeven, knikt en zegt dat hij zijn best voor haar gaat doen. Hij heeft hulp nodig. Zijn er een paar sterke mannen in de buurt?

   De buurman wil wel helpen, samen met opa, en vader blijft erbij om te kijken en zonodig een extra helpende hand te bieden.

   Doortje krijgt speciale ijzers onder, die aan de voorkant hoger zijn en haar als het ware op de hakken laat lopen. Zo wordt de voorvoet ontzien. De volgende stap is, dat ze tijdelijk haar heerlijke weitje uit moet, terug naar het kale veldje van de buurman.

   Jasmijn is heel verdrietig, maar vader belooft hun veldje van een flink stuk begroeiing te ontdoen en het weinige overgebleven gras kort te houden.    Zo gebeurt het.    Twee weken later gaat het al een stuk beter met de pony en Jasmijn mag haar elke dag een wortel geven.    De volgende drie weken blijft Jasmijn haar vertroetelen met aandacht en dan is het eindelijk zover dat Doortje weer beter is.

   Het is weer zaterdag en opa komt haar helpen om het paard op te zadelen.    ‘Lieve lieve Doortje,’ fluistert Jasmijn terwijl ze haar nog eens stevig knuffelt.    Samen met opa borstelt ze haar lekker af en daarna leggen ze haar samen het zadel op.    Even later stapt Doortje fier het veldje rond met Jasmijn op haar rug.

   Jasmijn weet nu wat goed is voor haar pony en met hulp van haar ouders en opa weet ze  hoe ze het dier voortaan gezond en vrolijk moet houden.

                                                —————————————

                                                


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *