Doorschuiven

Deel 1


‘Je tante woont mooi,’
Gerrit bromt iets onverstaanbaars.
Lientje staat op en trekt haar truitje strak, waardoor haar borsten pront vooruit steken.
Deze lichaamstaal is Gerrit niet vreemd.
‘Wat is er nou?’
‘Ik vind dat jouw tante Jo zo mooi woont!’
‘Ja, dat is fijn voor haar,’ knikt Gerrit.
‘Ik vind,’ zegt Lientje met de nadruk op ik… ‘dat huis te groot voor je tante.
Ze zou kleiner moeten wonen; dat is fijner voor haar en geeft minder gedoe voor ons… voor jou.’ ‘Waar komt dit opeens vandaan?’ Verbaasd kijkt hij haar aan.
‘Het is toch mooi dat ze in haar eigen huis kan blijven wonen? Daar heb jij toch geen last van?’
‘Daar gaat het niet om; Stel dat zij in een appartement in Doetinchem of Doesburg zou wonen; dan zou ze een veel rijker sociaal leven hebben…
Leuk, boven de winkels en dan zou ze self-supporting zijn.
Ze hoeft geen tuin meer te onderhouden en ze kan eens een terrasje pakken…’
‘Dat lijkt me een beetje koud,’ Geamuseerd kijkt Gerrit haar aan. ‘Het vriest vannacht acht graden!’
‘Doe niet zo flauw!
Een tijdje terug hoorde ik op tv dat zelfs vanuit de overheid stemmen opgaan dat ouderen plaats zouden moeten maken voor de jongeren, als het ware moeten doorschuiven, zodat jonge mensen ook eens de gelegenheid krijgen om een huis te bemachtigen.’
‘Misschien geldt dat voor een sociale huurwoning, maar mijn oom en tante hebben altijd hard gewerkt om het huis vrij van hypotheek te hebben op hun oude dag, zodat ze er zorgeloos van  kunnen genieten.
Bovendien is mijn tante dol op haar tuin…’
‘Je oom is dood. Nou moet je niet sentimenteel gaan doen, maar je tante duidelijk maken dat je het beste met haar voor hebt.’
‘Je hebt hier over nagedacht hè? Wat wil je nou precies?’
‘Het liefste wil ik met haar van huis ruilen…
 Zij krijgt ons appartement in Doetinchem en wij gaan naar Laag Keppel. Jìj kunt haar overhalen!’
Afkeurend schudt Gerrit zijn hoofd en trekt zijn jas aan. ‘Ik ga kijken of alles in orde is.’

Lientje posteert zich snel voor de deur. ‘Dat bedoel ik nou! Er gaat geen dag voorbij of je moet even langs tante…’ schampert ze.
Gerrit schuift haar aan de kant en zegt kort: ‘Ik blijf niet lang. Ik wil zeker weten dat alles in orde is, mocht het nog harder gaan vriezen.
En ze moet weten dat ik een week weg ben, want ik moet voor de zaak naar Londen zoals je weet.’
‘Zeg maar tegen je tante dat ze mij mag bellen als er iets is.’ doet Lientje opeens erg inschikkelijk.
‘Ik zal het doorgeven.’
Het is een aardig eindje lopen naar de parkeerplaats en daar moet hij krabben.
Als ze een garage zouden hebben, zou dat niet hoeven en dan zou hij zomaar weg kunnen rijden.
Het huis van tante is inderdaad groot en er is een dubbele garage.
Lientje wil dat hij met tante om de tafel gaat zitten en hij denkt wel te begrijpen waarom zij dat wil. Omdat tante Jo sinds de dood van oom Jas bij elk wissewasje een beroep op hem doet.
En nu zal ze er in deze ijskoude decembermaand opeens een week alleen voor staan.
Hij gaat controleren of het huis winterklaar is, zodat er niets bevriest en hij zal de grote koperen bak naast de open haard volstapelen met hout.
Hij houdt van zijn tante en hij gunt haar van harte haar mooie huis.
Hij wil geen druk op haar zetten vanwege dat huis.
Het is al erg genoeg dat hij haar vanwege Corona niet eens een knuffel kan geven voor hij gaat.

 Lientje is vrij.
Ze heeft vakantiedagen opgespaard tot december.
Ze houdt van de kerstsfeer met zijn gezellig verlichte winkelstraten en etalages die vol staan met feestelijke kleding en versieringen en van de kerstmarkten met hebbedingen en lekkers…
Vanmorgen is Gerrit vertrokken en hij heeft niets tegen zijn tante gezegd.
Nou ja, misschien is het goed dat hij weg is, want nu heeft zij de handen vrij om tante op haar manier een zetje in de goede richting te geven.
Vanmiddag gaat ze thee bij haar drinken…

Verrast kijkt Jo op als Lientje onaangekondigd de keuken binnenstapt.
‘Lientje, kind, kom gauw binnen en doe je jas uit.’
‘Dag tante… ik dacht: Gerrit is weg en ik ga kijken of u zich kunt redden met alles.’
‘Dat is lief van je kind, maar maak je geen zorgen, want alles is onder controle.’
Lientje gaat aan de grote tafel zitten.
De altijd gastvrije Jo vraagt: ‘Wil je iets drinken, iets warms misschien? Koffie, thee of chocolade of misschien een kopje soep? Net vers gemaakt.’
‘Lekker soep!’ accepteert Lientje, ‘Ik kon hem buiten al ruiken.’

Jo geeft geen blijk van haar verwondering dat de vriendin van haar neef nu aan haar keukentafel zit. Ze weet best dat ze volgens Lientje teveel beslag legt op Gerrit.
Als ze tegenover elkaar soep zitten te lepelen, vraagt Jo neutraal:
‘Voel je je wat eenzaam nu Gerrit weg is?’
‘Nee hoor tante, ik kom alleen maar even kijken of alles goed met u is. U zit helemaal alleen in dit grote huis en er kan van alles gebeuren zonder dat iemand iets in de gaten heeft. Toen oom Jas er nog was, was het natuurlijk anders. Bent u nooit bang alleen?’
Jo glimlacht:’ Nee hoor, ik ben nooit bang. Dit is een lief huis. Het is comfortabel en veilig.’
‘Heeft u er wel eens over gedacht om wat meer onder de mensen te gaan wonen?
Bijvoorbeeld in de stad… in zo’n appartement als wij hebben?’
‘Nee. Dat is niks voor mij. Ik voel mij hier thuis. Als ik wil wandelen zit ik vijftig meter verderop al in het bos.
Wandelt u graag?’
‘Ja, ik wandel elke dag en dat vind ik heerlijk. Ook met deze vrieskou heb ik geen probleem, want op kou kun je je kleden.’
‘Bij ons in Doetinchem is het nu heel gezellig. De stad is in kerstsfeer gebracht… Er staan tentjes met warme hapjes en glühwein… Overal hoor je kerstmuziek en op het plein voor de Catharinakerk is een ijsbaan gelegd. Dat is hartstikke leuk.
Heeft u zin om daar met mij naartoe te gaan? Dan trakteer ik op pizza!’
‘Dat is lief aangeboden, maar ’s avonds ben ik het liefste thuis. De tweede keer dat ik sinds de dood van oom Jas een avond ben uitgegaan, is de stroom uitgevallen terwijl ik weg was. Het is ongelooflijk donker als hierbuiten geen lantaarns branden.’
‘O, maar als u met mij mee gaat, dan breng ik u ook weer naar huis en naar binnen.’
‘Nee Lientje, daar heb ik geen zin in, maar je mag best hier eten als je wilt.’
‘Nee, laat maar… ik dacht u een plezier te doen… Ik ga maar weer…’ Lientje kruipt met een treurige blik in de slachtofferrol.
Ze kijkt uit haar ooghoek opzij of tante, zoals haar dat bij Gerrit nog wel eens wil lukken, toegeeft maar tante zegt slechts opgewekt: ‘Zoals je wilt lieverd.’
Lientje pakt haar jas en stapt de vrieskou in.
 In de auto valt haar blik op haar waterfles.
Ze weet opeens wat er gebeuren moet.
In gedachten ziet ze tante met ferme pas de ochtendschemer in lopen… 
Vannacht zal het nog harder vriezen dan gisteren…
Vanaf het hek naar het voorterrein loopt het pad schuin naar beneden.
Daar giet ze zorgvuldig de fles leeg.
Het is zo koud dat het water gelijk bevriest.
Maar het is niet genoeg. Ze wil zekerheid… Lientje stapt in haar auto, bedenkt zich en stapt weer uit.

Tante bewaart in de garage voorraden conserven, schoonmaakmiddelen en ook een aantal tweeliterpakken mineraalwater voor noodgevallen.
Lientje voelt of de garage open is en tot haar schrik springt gelijk de verlichting aan.
Ze kijkt achterom naar het huis of tante voor het raam verschijnt.
Er gebeurt niets.
Lientje pakt drie grote pakken water en sluit de deur zachtjes achter zich.
Zorgvuldig giet ze het water over het pad.
Ze kijkt om en ziet nog steeds niets bewegen achter de verlichte ramen.
Ze werpt de lege pakken in haar auto, stapt in en rijdt weg.

Jo is blij dat Lientje gaat.
Er hangt altijd een zekere spanning als zij er is.
Lientje doet aardig tegen haar, maar het voelt niet echt.
Ze vindt het jammer voor Gerrit.
Hij is een lieve vent die geen idee heeft welk een uitgekookt portret hij aan de haak heeft geslagen. Jas wist het wel.
Na de eerste kennismaking waarschuwde hij haar geen belangrijke zaken te bespreken in Lientjes nabijheid.
Hij kon hetzelfde niet tegen Gerrit zeggen, maar Gerrit beloofde wel haar buiten zaken te houden die Jas, haar en Gerrit aangaan.
Helaas is Jas overleden aan het begin van de Coronacrisis.
Jas en zij hebben nooit kinderen gehad, alleen hun pleegkind, Gerrit…
Hij is haar naaste bloedverwant en zal later alles erven wat zij bezit.

Zodra Lientje weg is, gaat Jo naar de onverlichte bijkeuken om de buitendeur af te sluiten.
Ze hoort geen motor starten, dus Lientje vertrekt nog niet…
Ze kijkt door het raam, ziet haar teruglopen en de garage ingaan.
In de helverlichte deuropening draait ze zich om en kijkt naar het huis.
Even later komt ze de garage uit en Jo kan zien dat ze een paar grote pakken water heeft gepakt. Jo blijft staan en ziet haar de pakken uitgieten over het pad naast de garage. Dan sluit ze het hek achter zich en even later hoort Jo de auto vertrekken.

Nieuwsgierig geworden trekt Jo haar jas en laarzen aan. Ze pakt de grote zaklantaarn die ze heeft aangeschaft na de stroomstoring en loopt naar buiten. In de garage is er, behalve de pakken water, niets verdwenen.
Ze gaat naar buiten, naar het hek en laat de lamp over de grond schijnen.
Wat ze vreesde, ziet ze bevestigd…
 Ze sluit het hek en de garage af en gaat naar binnen.
Was Jas er nog maar. Hij zou weten wat te doen…
Jas zei altijd: ‘Je moet logisch nadenken!’ Dat kan ze.
Ze zal zich niet laten afleiden door sympathieën of antipathieën, maar zich richten op datgene wat voor de hand ligt.
Gerrit zit in het buitenland en waarschijnlijk heeft Lientje in zijn papieren gesnuffeld.
Het is best mogelijk dat Lientje er achter is gekomen dat al haar wensen vervuld worden als zij, Jo, dood is.
Jo beseft dat ze in gevaar is.
Hoever zal Lientje durven gaan nu Gerrit er niet is om haar tegen te houden?
Ze realiseert zich dat het geen zin heeft om de politie te waarschuwen.
Wat heeft ze om opzet te bewijzen?
Lientje zal zeggen dat ze kwam kijken of alles goed was en dat ze gezellig een kopje soep heeft meegegeten… 
Ze moet goed nadenken en slimmer zijn dan Lientje.
Als ze zich in Lientje probeert te verplaatsen, weet ze dat ook zij in spanning moet zitten.
Ze zal zo gauw mogelijk willen weten of haar plan gelukt is.
Jo heeft twee keuzen: Afwachten of zelf het initiatief nemen…
Jo staat stijf van de adrenaline als ze besluit het heft in eigen hand te nemen.
Ze heeft behoefte aan een borrel, maar beheerst zich.
In plaats daarvan maakt ze een kop koffie voor zichzelf.
Ze moet niet te vroeg in actie komen.
Ze moet tot morgenvroeg wachten om Lientje geen argwaan te laten krijgen.
De enige manier voor Jo om zichzelf in veiligheid te brengen is Lientje uitschakelen.
Dat feit ligt er als ijslaag op het bevroren straatje.
Jo weet wat ze zal doen.
Ze trekt rubbers met ijzeren punten over de neuzen en hielen van haar laarzen.
Daardoor kan ze niet uitglijden.
Ze doet een warme jas aan trekt een wollen muts over haar oren.
Haar mobiele telefoon gaat in haar zak.
In de bijkeuken la weet ze een rol zeer stevig draad en daarmee gaat ze naar buiten.
Op een hoogte van ongeveer vijfentwintig centimeter bindt ze het touw stevig vast aan een oog van de garagedeur en het andere eind gaat stevig om een ijzeren paal. Jo controleert  de knopen en zorgt dat het draad strak staat.

Voor het eerste ochtendlicht is het tijd om Lientje te bellen…
Jo’s hart bonst als ze haar telefoon pakt.
Ze schraapt haar keel en dan toetst ze haar naam in…
Lientje neemt direct op.
Met een dunne stem brengt Jo uit: ‘Help me… ik ben gevallen…’

Zodra Jo het geluid van de auto hoort, gaat ze een eindje voor het gespannen draad op de grond liggen.
De deur klapt, het hek wordt opengegooid en Lientje wil op haar afstuiven als ze plotseling onderuit wordt gehaald en met net zo’n geweldige smak neerkomt als ze Jo had toegewenst.
Ze blijft liggen.

Jo staat op en knipt het draad los.
Ze rolt het op en steekt het in haar zak.
Lientje beweegt niet.
Jo belt een ambulance en Lientje wordt afgevoerd. Ze heeft een gebroken heup, twee gebroken polsen en een hersenschudding.

Natrillend van de spanning stuurt Jo een bericht aan Gerrit: ‘Lientje is uitgegleden op het ijs…’

Deel 2

Als de ziekenwagen vertrekt is het licht buiten. Jo sluit even haar ogen… Ze is doodmoe.
Gedurende de nacht bleef ze overeind op adrenaline en koffie, maar nu voelt ze zich leeg en uitgeput.
Ze pakt het dekbed dat ze zolang over Lientje had heen gelegd onder haar arm en gaat naar binnen; ze maakt een kop thee voor zichzelf en smeert een paar beschuiten die ze met een laag suiker bestrooit.
Toen de ambulance arts vroeg wat er gebeurd was, had Jo gejokt dat ze Lientje had gebeld omdat ze was uitgegleden.
Het was maar gelukkig, vond hij, dat zij overeind kon komen om hulp voor haar nichtje in te roepen.
De arts en de ambulancebroeders hadden zich verbaasd over de ijslaag op het pad… maar Jo vertelde niet hoe dat was gekomen; ze had zich van de domme gehouden.

Lientjes auto is op de inrit voor de garage blijven staan en Jo heeft niets aangeraakt.
Ze wacht op Gerrit. Zodra hij haar bericht ziet, zal hij zeker contact opnemen.
Ze gaat open kaart met hem spelen; Lientje is in de kuil gevallen die ze voor haar, Jo,  gegraven had. De draad kan ze misschien beter buiten beschouwing laten?

Jo reflecteert het gebeurde; ze kan het niet loslaten.
Ze probeert te bedenken of er enige balans is tussen de daden van Lientje en haar eigen inbreng in het uiteindelijke drama.
Wilde ze haar dood hebben? Nee, natuurlijk niet.
Ze wilde haar alleen zodanig uitschakelen dat ze haar, Jo, geen kwaad meer zou kunnen doen.
Lientje wilde haar aanvallen en zij heeft erger voor zichzelf weten te voorkomen.
Ze wil niet naar de gevangenis omdat ze zich met succes tegen die vrouw heeft verdedigd. Desondanks wordt ze gekweld door een gevoel van schuld; dat gevoel zit hem in het draadje.
Ze prent zich in dat het maar weinig had gescheeld of zij was per ambulance afgevoerd.
Maar ze raakt dat knagende gevoel niet kwijt.
Kwam Gerrit nu maar… Ze zal pas rust krijgen als ze het hele verhaal eerlijk heeft opgebiecht.

Pas in de loop van de volgende middag stapt Gerrit in een wolk van vrieskou de keuken binnen.
Het heeft nog steeds niet gesneeuwd, en wel ligt daar die ijslaag op het tuinpad.

Tante ziet er verloren en verdrietig uit.
Pas getest negeert hij corona om zijn tante een troostknuffel te geven, mikt zijn jas over een stoel en zet een andere dicht naast Jo.
‘Het is allerjezus koud!’ meldt hij retorisch.
Dan legt hij zijn hand over die van Jo en kijkt haar aan.
‘Ik ben naar het ziekenhuis geweest, naar Lientje, maar zij wist niets te vertellen. Wilt u me alstublieft uitleggen wat er aan de hand is?’
Hij kijkt haar vragend aan.  ‘Wat is er toch gebeurd? Ze is lelijk gevallen! En hoe komt al dat ijs op het pad? Ik moest oppassen om niet uit te glijden.’
Jo maakt twee bekers koffie en gaat bij hem zitten.
‘Ik wil het heel graag allemaal aan jou vertellen.’ Ze knikt hem toe.
’Zodra jij naar Engeland was vertrokken, kwam Lientje op bezoek. Ze deed aardig, vroeg of ik me redden kon en of ik niet bang was alleen in huis… ze at een kom soep mee en  vroeg of ik wel eens overwoog om in de stad te gaan wonen, bijvoorbeeld in zo’n appartement als dat van jullie.’
Ze neemt een slok van haar koffie.
‘Ik heb het hier naar mijn zin en wil niet in de stad wonen en toen ik dat zei, wilde ze dat ik met haar mee naar Doetinchem zou gaan.
Het was zo leuk in de stad met lichtjes en weet ik wat allemaal verder..  enfin, ik had daar echt geen zin in en toen was ze beledigd volgens mij.’

Jo staat op. ‘Trek je jas aan, dan zal ik je laten zien hoe het is gegaan.’
Ze trekt haar laarzen aan en loopt voor Gerrit uit naar buiten.
Ze gaat eerst de garage binnen. ‘Kijk,’ wijst ze, ‘Hier heb ik mijn noodvoorraad. En daar stonden een aantal van die grote pakken water.
Toen ze wegging wilde ik de buitendeur afsluiten en toen zag ik haar de garage binnengaan; even later liep ze weg met mijn waterpakken in haar armen. Het duurde even voor ik haar hoorde wegrijden en toen heb ik de zaklantaarn gepakt en ben gaan kijken wat ze gedaan had; en toen zag ik dat ze heel veel water over het straatje had gegoten.
Ze weet dat ik al vroeg, voordat het licht is, over dat pad kom om de krant uit de brievenbus te halen en het loopt schuin…
Nou ja, het is nu nog licht, maar als je niet weet dat er ijs ligt en het is nog donker, dan kun je een lelijke smak maken.’
Jo komt de garage uit en loopt voorzichtig over het bevroren straatje:  ‘Kijk maar eens in haar auto,’ wijst ze. ‘Ik heb niets aangeraakt. Mijn pakken liggen er nog in en ook een waterfles.’

Gerrit opent het portier en pakt een van de pakken… leeg. Hij pakt een andere… ook leeg.

Even legt hij zijn beide handen in verbijstering op zijn hoofd; ongelovig staart hij Jo aan.
‘Dit is niet te geloven…’ Hij knalt het portier dicht. ‘Maar… hoe komt het dan dat ze zo gevallen is?
Als zij toch wist hoe glad en gevaarlijk dit straatje is?’
Dit is het moment dat Jo gevreesd heeft; ze kijkt hem bedrukt aan.
‘Laten we alsjeblieft naar binnen gaan.’ Ze onderdrukt een rilling. ‘Dan zal ik je de rest vertellen.’

Jo doet haar jas en laarzen uit en trekt haar stoel een beetje bij Gerrit vandaan.
Ze ziet erg bleek. Gerrit is bezorgd om haar; hij negeert haar afstandelijkheid, schuift naar haar toe en pakt haar handen.
Die zijn ijskoud.
Hij wrijft haar handen en zegt: ‘Rustig maar, u bent nog heel. Wilt u misschien een glas water of een kopje thee?’
‘Nee jongen, ik wil eerst de rest vertellen en dat ga je niet fijn vinden.’

Jo zucht eens diep en kijkt hem aan. ‘Ik heb ook wat gedaan.
Ik dacht dat Lientje mij expres een ongeluk wilde aandoen en toen heb ik iets teruggedaan…
Ik dacht: Laat haar maar eens flink op haar kont vallen, dan heeft ze haar verdiende loon…!’
Tranen lopen over haar wangen.
‘Ik wilde niet dat ze iets zou breken en dat het zo erg met haar zou aflopen, alleen maar dat ze koek van eigen deeg zou krijgen.’

Bij Gerrit gaan alle alarmbellen af, maar hij houdt zich rustig.
‘Vertel het nou maar… wat heeft u gedaan?’
Jo staat op en haalt het draad uit de zak van haar jas. Ze geeft het aan Gerrit en eindelijk bekent ze: ‘Ik heb dit stuk draad over het straatje gespannen en toen heb ik Lientje gebeld en gezegd dat ik was uitgegleden. Vijf minuten later was ze er al en toen viel ze heel hard over de draad.’

Gerrit ademt zwaar. Inwendig vliegen zijn emoties alle kanten op. Hij weet zich echter te beheersen. Hij kijkt naar het oude intens verdrietige gezicht van de tante die hem altijd heeft overladen met liefde en zorg.
Hij proeft haar angst dat hij zich van haar zal afkeren, wellicht voorgoed…
‘En verder?’ vraagt hij. ‘Verder niks.’ Zegt Jo. ‘Moet ik naar de gevangenis denk je?’
Ondanks alles glimlacht Gerrit. Hij schudt zijn hoofd.
‘Heeft u strooizout?’ vraagt hij. ‘Dan zal ik dat over het straatje strooien voor er nog meer ongelukken gebeuren.’

Eenmaal buiten laat Gerrit het hele verhaal van zijn tante nog eens aan zijn geestesoog voorbijgaan. Hij kijkt nog eens in de auto en voelt aan alle pakken dat ze echt helemaal leeg zijn.
Hij werpt ze in de daarvoor bestemde bak en gaat op de bestuurdersstoel zitten, speurend naar de autosleutels.
Er ligt een sjaal op de passagiersstoel…
Hij kijkt er onder en heeft het gevoel dat hij een dreun tegen zijn borst krijgt.
Onder de sjaal, tussen een paar mondkapjes en plastic handschoenen ligt zijn honkbalknuppel…
Hij heeft nu het verhaal van de kant van tante gehoord.
Toen hij bij Lientje was, kon of wilde zij niets zeggen.
Ze heeft een hersenschudding en volgens de verpleegkundige kan dat soms tot tijdelijk geheugenverlies leiden.
Het restje strooizout zet hij terug in de garage. Hij wil naar huis.

Voordat hij gaat, loopt hij nog even bij Jo binnen.
Hij vertelt niets over zijn vondst. ‘Het is een heftig verhaal dat u me heeft verteld,’ zegt hij.
‘Daar ga ik een nachtje over slapen en ik hoop dat u dat ook gaat doen. Zal ik een glas wijn voor u inschenken voor ik ga?’
Hij zet het glas voor haar neer en tegen alle corona regels in bukt hij zich om haar een kus op haar wang te geven.
‘Geen zorgen voor morgen tante, alles komt goed,’ zegt hij hartelijk. ‘U ziet mij morgen rond koffietijd.’

Thuisgekomen valt het hem op dat overal lampen branden; in de hal en de keuken, slaapkamer en zelfs op zijn kantoor, waar de kastdeur op een kier staat en de lade van zijn bureau is open geschoven…
Even denkt hij dat er is ingebroken, maar bij nadere inspectie blijken deuren en ramen in orde te zijn. De inhoud van de lade ligt op het bureau…
‘Laat het alsjeblieft niet waar zijn…’ schiet het door hem heen… maar het is wel waar…
Bovenop ligt het testament waarin beschreven staat dat hij de enige erfgenaam van zijn tante is. Daar gaat het dus allemaal om.

Een kille woede maakt zich van hem meester.
Morgen gaat hij opnieuw naar het ziekenhuis om te kijken of Lientje haar geheugen weer terug heeft. De ontdekking dat zijn vriendin gewacht heeft tot hij de deur uit was om vervolgens op haar gemak op zoek te gaan naar zijn persoonlijke documenten en dat ze in zijn kantoor in zijn papieren aan het rommelen is geweest, ondermijnt zijn vertrouwen.
Omdat die bureaulade altijd op slot zit heeft ze eerst de sleutel moeten zoeken.
Daarom staat die kast open begrijpt hij.
Maar het allerergste is de aanval op tante…

Het beeld van Lientje, weerloos en breekbaar in het ziekenhuisbed dringt zich aan hem op.
Hij duwt het weg en nu doemt het beeld op van tante Jo.
De mengeling van verdriet, verontwaardiging en angst op haar gezicht beroert hem diep.
Hij voelt dat zijn tante de waarheid heeft gesproken en Lientje, hoe zielig ze er ook bij ligt, vertrouwt hij voor geen meter meer nu hij ‘het voorwerk’ gezien heeft dat ze gedaan heeft.
Gerrit bergt de papieren op en doet de lade weer op slot.
De sleutel van het bureau gaat aan zijn al te volle sleutelbos.

De volgende dag wandelt hij naar Laag Keppel.
Hij komt de auto ophalen en die zal hij zolang in Doetinchem in een garagebox zetten.
De wandeling doet hem goed.
Muizenissen verdwijnen en wat blijft zijn de kale feiten en dat schept duidelijkheid.

Jo zit in spanning op hem te wachten.
‘Heb je de politie al gewaarschuwd?’ Is het eerste dat ze vraagt zodra hij binnen is.
Zij ziet wit en heeft kringen onder haar ogen.
‘Nee lieverd,’ zegt hij, ‘dat gaan we niet doen.’
Hij pakt de bekers en schenkt koffie in.
‘Vanmiddag ga ik bij Lientje op bezoek en dan hoop ik haar kant van het verhaal te horen.
Ik wil het hele gebeuren graag onder ons houden en neem maar van mij aan dat Lientje er ook niet op zit te wachten om een verklaring af te leggen bij de politie.’

Als Gerrit in het ziekenhuis aankomt wordt hij aangesproken door een verpleegkundige, die hem laat weten dat zijn partner naar huis kan.
Haar heup is geopereerd, haar beide polsen zitten in het gips en de hersenschudding blijkt gelukkig mee te vallen.
Gerrit is verbaasd, maar begrijpt dat er wordt geworsteld met het aantal bedden vanwege de laatste corona uitbraak.
Hij belt Lientjes ouders en vindt hen bereid om hun dochter op te halen.
Als dat geregeld is stapt hij de zaal op.
Lientje ziet er een stuk beter uit, maar weigert ook maar een van zijn vragen te beantwoorden.
Niet veel later wandelt hij het ziekenhuis uit in de wetenschap dat hij geen vriendin meer heeft.
En dat is voor nu een opluchting.

Diep van binnen beseft hij dat hij nog niet van haar af is…

Deel 3

Het is een mooie zaterdagochtend in de herfst. Lientje zit op haar kamer. Ze hoort de deur opengaan en weer sluiten.
“Lientje, we zijn weer thuis,” klinkt het vanuit de hal.
“Lientje, we zijn weer thuis,” bauwt Lientje haar moeder zachtjes na.
Ze rolt met haar ogen. Net alsof haar dat iets kan schelen.
Geïrriteerd staat ze op en loopt de trap af.
Zonder hun groet te beantwoorden houdt ze met een dwingende glimlach haar hand op.
Haar vader kijkt haar even aan voordat hij zijn sleutels erin legt.
Over haar schouder informeert ze of de tank vol zit en op zijn bevestiging reageert ze slechts met : “Oké, dag dag!”
Haar moeder probeert nog: “Lientje, waar ga je heen? Ben je thuis met het eten?”
Antwoord krijgt ze niet, maar ze wordt getroost met een kushandje van haar dochter.
Ze stapt in haar vaders Volvo en is even later verdwenen.
Haar ouders kijken elkaar aan en haar vader schudt zijn hoofd.
Toch zegt hij: “Laat haar maar…”
Diep van binnen is hij blij dat hij een paar uur van zijn veeleisende dochter verlost is; een gedachte die hij niet uitspreekt tegen zijn vrouw.

Lientje gaat naar de Achterhoek.
Ze weet niet of Gerrit er wel of niet is, maar dat doet er niet toe, want ze gaat naar Jo.
Niemand weet dat en geen mens zal deze auto herkennen, want haar vader heeft hem nog maar pas.
Haar auto, die op naam van Gerrit staat, heeft ze nooit teruggekregen.

Jo ziet een vreemde auto het erf oprijden.
Het zijn rare tijden en voor de zekerheid houdt ze tegenwoordig de deuren op slot zodat eventuele bezoekers moeten aanbellen bij de voordeur.
Daar hangt een camera zodat ze kan zien wie er voor de deur staat.
Dan gaat de bel.
Ze is verbijsterd als ze Lientje herkent.
Snel stuurt stuurt ze een appje naar Gerrit met de boodschap dat Lientje voor de deur staat.
Pas daarna doet ze open.
“Tante, wat fijn om u te zien!”
Vanachter haar rug haalt ze een boeket bloemen tevoorschijn.
“Deze zijn voor u!” zegt ze en gelijk daarop: “Mag ik binnenkomen?”
Voor Jo kan antwoorden staat ze al in de hal.
“U ziet er goed uit,” knikt Lientje goedkeurend.
De overrompelde Jo heeft nog steeds niets gezegd.
“Zal ik de bloemen in een vaas zetten?” biedt Lientje aan.
“En ik zou best een kopje koffie lusten, want het was een lange reis.”
Dan komt Jo’s vanzelfsprekende gastvrijheid bovendrijven.
“Ja natuurlijk,” zegt ze rustig, veel rustiger dan zij zich voelt.
Lientje kent de weg en zoekt in de bijkeuken naar een passende vaas.
Als vanzelf wordt haar blik naar het venster getrokken en ze ontdekt dat het raam precies op de garage uitkijkt.
Haar kaakspieren spannen zich aan, maar Lientje weet zich in bedwang te houden en komt met de perfecte vaas de keuken in.
Er is niets veranderd. Alles ziet er precies zo uit als tien maanden geleden.
Terwijl Jo bezig is met de koffie, zoekt Lientje in de lade naar een scherp mesje om de bloemen af te snijden.
Het lijkt een vredig tafereeltje.
Op de achtergrond klinkt zacht muziek van André Rieu, waar Jo graag naar luistert als ze in huis bezig is.
Vrij snel heeft Jo zichzelf weer in de hand: ze zet de koffie op tafel en haalt de versgebakken kruidkoek tevoorschijn.
“Je zult wel trek hebben na zo’n lange reis,” zegt ze en pakt een mes om de koek aan te snijden.

Ook in Doetinchem is het een prachtige dag.
Gerrit is de stad ingewandeld en neergestreken op een terrasje in de zon.
Met een kop koffie voor zich vindt hij vermaak in het observeren van langslopende mensen.
Zijn telefoon piept en juist als hij wil kijken wordt hij afgeleid door een vrolijke jonge vrouw die enthousiast uitroept: “Ha Gerrit, ben je weer in het land?”
Gerrit steekt zijn hand op.
“Hee Sas, kom erbij zitten!” nodigt hij. “Wil je ook een koffietje?”
“Graag, wat een verrassing!” knikt Saskia en schuift aan.
Ze heeft frisse wangen van de buitenlucht en haar ogen glinsteren.
Saskia is vriendin met de vriendin van zijn beste vriend Tony, waar hij haar al een paar keer ontmoet heeft.
De hints van Tony om achter haar aan te gaan heeft hij genegeerd.
Hij heeft het niet op gearrangeerde ontmoetingen, waarbij de aangever verwacht van alle ontwikkelingen op de hoogte te worden gehouden.
Dat neemt echter niet weg dat hij Saskia een leuke meid vindt.
Zijn tijd met Lientje ligt ver achter hem en hij had nooit kunnen vermoeden dat dat zo’n opluchting zou geven.
Saskia is een totaal ander type dan Lientje.
Lientje moet het hebben van haar perfecte buitenkant en aangeleerde maniertjes, waarbij ze niet schuwt andere vrouwen af te kraken.
Saskia daarentegen heeft een goed gevoel voor humor en een positieve uitstraling.
Ze loopt het liefst in een spijkerbroek met een leren riem en laarzen eronder, met daarop een leuk colbert.
“Dat ik jou hier tref!”
Ze nipt van haar koffie. “Mmm… lekker,” zegt ze en glimlacht vriendelijk naar Gerrit.
Dat maakt hem zo blij dat hij eerst zijn hoofd buigt en tegen zijn koffie glimlacht alvorens haar te vragen:
“Ben je een dagje in de stad?”
Hij weet dat ze ongeveer vijfendertig kilometer oostelijk woont.
“Nee, niet perse een dagje, maar gewoon even eruit nu het nog lekker weer is en… misschien vind ik een fijne winterjas. Als ik wacht tot het weer omslaat zijn de mooiste natuurlijk uitverkocht.”
“Zo… en ben je geslaagd?”
“Nee, ik kom net pas aanlopen en toen zag ik jou…”
De koffie is op.
Saskia neemt het initiatief: “Ik ga even mijn handen afspoelen. Heb je zin om mee door de stad te lopen? Ik weet een leuk tentje waar je lekker kunt lunchen,”
Vol verwachting kijkt ze hem aan.
“Oké!” zegt hij en even later lopen ze samen de stad in.
Saskia stopt voor de etalage van een kledingwinkel.
“Ik wil hier graag even binnen kijken,” zegt Saskia. “Ga je mee?”
Gerrit is op winkelgebied wel het een en ander gewend na een paar jaar met Lientje.
“Natuurlijk!” zegt hij en ziet verbaasd hoe Saskia snel door de jassen heen bladert, er een uitpikt en hem aantrekt.
“Wat vind je van deze?” vraagt ze terwijl ze naar een spiegel loopt om zichzelf beter te kunnen zien.
“Ik vind hem leuk,” deelt ze mee.
Er is geen verkoopster aan te pas gekomen.
“Wil je geen andere meer passen?” vraagt Gerrit.
“Dit is de jas waarop ik hoopte,” zegt ze “waar ik in kan wonen…”
Ze duikt er even helemaal in weg.
Terwijl Saskia gaat afrekenen kijkt Gerrit op zijn telefoon.
Hij schrikt als hij ziet dat hij het bericht van tante Jo heeft gemist.
Saskia is klaar. “Gaan we?”
Gerrit kijkt haar spijtig aan.
“Ik heb een berichtje van mijn tante en ik moet naar haar toe. Er is iets niet in orde…”
“Zal ik met je meegaan? Kan ik misschien helpen?”
“Dat is lief van je, maar laten we dat maar niet doen.”
Hij denkt snel.
“Mag ik je telefoonnummer? Misschien kunnen we dan later afspreken of een andere keer.”
Hij pakt haar hand: “Ik wil je echt graag terugzien…”
Saskia laat haar teleurstelling niet blijken.
Ze knikt hem toe: “Dat wil ik ook graag. Het beste gewenst met je tante… “
Gerrit aarzelt even en werpt dan een snelle kus op haar wang.
Zonder verder iets te zeggen maakt hij zich uit de voeten.
Zo snel hij kan rijdt hij naar Keppel.

Jo en Lientje zitten tegenover elkaar aan de keukentafel.
Lientje is klaar met haar complimentjes, want ze merkt wel dat die aan Jo niet besteed zijn.
In eerste instantie weet Lientje Jo door haar komst te overrompelen, maar nu neemt Jo de leiding.
Ze schenkt een tweede kop koffie in en zodra ze zit kijkt ze Lientje aan en vraagt:
“Wat kom je hier doen Lientje?”
Lientje had niet op initiatief gerekend en komt gelijk weer met haar smoesjes:
“Ik wil weten hoe het met u gaat en ik kom u natuurlijk bedanken omdat u mij, na dat ongeluk, zo goed geholpen hebt.”
“Oh…” knikt Jo, “maar Lientje… jij weet toch heel goed hoe dat zo gekomen is met dat ongeluk? Jij weet toch waardoor die gladheid is ontstaan?”
“Ik begrijp niet wat u bedoelt,” zegt Lientje ongemakkelijk.
“Wil je dat ik het jou vertèl of dat ik het voor je uitspel?
Ondertussen denkt ze: “Kwam Gerrit nou maar… Waar zit ie toch?”
Ze voelt zich niet goed en weet niet hoe dat komt. Wat doet die Lientje hier en waar wacht ze op?
Nadat Jo een tweede koffie heeft ingeschonken heeft ze niet gemerkt dat Lientje bliksemsnel iets in haar koffie deed toen zij de pot wegzette.
In de tijd dat Lientje bij haar ouders thuis werd verzorgd, kreeg ze behoorlijk sterke pijnstillers, waarvan ze een deel heeft achtergehouden.
Jo, die geen medicatie gebruikt en bij een kou nauwelijks een paracetamol kan wegwerken, is niet bestand tegen de hoeveelheid Tramadol die Lientje haar ongemerkt heeft toegediend.
Jo krijgt moeite met praten en vraagt Lientje om Gerrit te bellen.
Dat doet ze natuurlijk niet.
Ze probeert te bedenken hoe ze de situatie zo kan manipuleren dat het lijkt alsof Jo vrijwillig uit het leven is gestapt.
Ze heeft tijd genoeg.
Jo woont buitenaf en niemand weet dat ze hier is.
Haar oog valt op de laptop.
Ze klapt hem open en krijgt een idee.
Ze gaat een brief aan Gerrit typen waarin ze laat weten dat ze genoeg heeft van de eenzaamheid, dat ze een mooi leven heeft gehad en dat het nu voor haar wel klaar is.

Lieve Gerrit,

Als je deze brief vindt, ben ik er niet meer.
Weet dat ik dankbaar ben voor het mooie leven dat ik heb gehad; maar nu ik ouder word, drukt de eenzaamheid steeds zwaarder op mij.
Zoals je weet laat ik alles wat ik bezit aan jou achter.
Wees niet verdrietig en geniet van hetgeen je toekomt.

Ik hoop dat je spoedig een goede vrouw vindt.
Het liefste zou ik zien dat je het weer in orde maakt met Lientje.
Want zoals ik het zie houdt zij oprecht van jou!

Dag lieve Gerrit,

Jouw tante Jo

Lientje klapt de laptop dicht en kijkt naar Jo.
Ze vindt zichzelf geniaal, want door deze brief hoeft ze ook niet met het lichaam te gaan slepen.

Opeens knarst een sleutel in het slot.
Lientje schrikt.
De deur zwaait open en dan staat Gerrit voor haar.
Hij bekommert zich direct om Jo die weggezakt in haar stoel zit en voelt haar pols.
Ze leeft nog.
Snel belt hij 112.
Vlakbij woont een arts. Hoe heet hij ook al weer, het was iets Italiaans.. Piemonte, dat was het.
Hij toetst naam en adres in en vindt het nummer. De arts is thuis en komt direct.

Lientje probeert stiekem weg te sluipen, maar Gerrit laat dat niet gebeuren en drukt haar onzacht in haar stoel: “Waag het niet om weg te lopen!”
Piemonte staat voor de tuindeur en Gerrit laat hem binnen:
“Vertel eens, wat is er aan de hand? Heeft ze klachten dat je weet?”
“Nee hoor, absoluut niet,” zegt Gerrit. “Mijn tante is gezond!”
De arts onderzoekt tante, maar voor een volledige diagnose moet er verder onderzoek worden gedaan in het ziekenhuis.
“Gebruikt ze medicijnen?” vraagt Piemonte, “want het lijkt erg op een overdosis.”
Gerrit werpt een donkere blik op Lientje. “Daar weet jij meer van,” zegt hij.
Op dat moment arriveert de ziekenwagen en tante wordt meegenomen.

Gerrit buigt voorover naar Lientje en brengt zijn gezicht vlak voor het hare.
Zo boos heeft zij hem nog nooit gezien..
“Wat heb jij met mijn tante gedaan?” vraagt hij grimmig.
“Niets, ik heb haar zo gevonden,” liegt Lientje en kijkt hem recht aan.
Het is overduidelijk dat ze koffie hebben gedronken met koek erbij, dus Lientje heeft haar niet zo gevonden.
Gerrit belt de politie.
Een forse rechercheur stelt zich voor als Dennis Donders. Hij wordt vergezeld door Henk de Vries.
Gerrit vertelt over zijn verdenking, maar Lientje blijft ontkennen en eist dat ze naar huis mag.
Naar haar wordt even niet geluisterd.
Er gaat van alles mee naar het bureau voor onderzoek.
De koffiebekers en de koek, maar ook de telefoon en de laptop moeten mee.
Lientje moet haar tasje afgeven, waar een voorraad pillen in blijkt te zitten.
Nu er weinig meer valt te ontkennen, wordt ze boos.
Ze moet mee naar het bureau en het zal lang duren voor ze haar vrijheid weer terugkrijgt.

Vrij laat die avond belt Gerrit nog met Saskia.
“Hee…,”zegt hij. “Ben je nog wakker?”
“Hee… Ik wist dat je zou bellen, hoe gaat het met je tante?”
Het wordt een lang gesprek. Ze krijgt het hele verhaal te horen, over zijn tante, waar hij zo dol op is en die nu in het ziekenhuis ligt. En over zijn verleden met Lientje en de nare ontdekking die hij deed en over de ijslaag op het straatje en het ongeluk.
Alleen over het draadje vertelt hij niets, tegen niemand. Dat is een geheim tussen hem en tante.
Gelukkig heeft Jo een sterk gestel en is weer helemaal beter geworden.

Samen met zijn tante heeft Gerrit een klacht tegen Lientje ingediend.
Toen de afscheidsbrief op de laptop werd gevonden viel er, samen met de rest van het bewijs, voor Lientje niets meer te ontkennen.
Zodra het onderzoek is afgerond zal haar Poging tot moord ten laste worden gelegd.

Sinds hun ontmoeting kunnen Gerrit en Saskia het steeds beter met elkaar vinden en na een paar maanden besluiten ze te gaan samenwonen.
Anderhalf jaar later is Saskia zwanger en gaat Gerrit voor haar op een knie:
“Lieve Sas, wil je met me trouwen?”
Saskia vliegt hem om de hals antwoordt stralend: “Niets liever dan dat!”
Saskia wordt door haar vader weggegeven en Gerrit door tante Jo.
Na enkele maanden wordt Reinout geboren, zoon van Gerrit en Saskia.

Jo, die zelf nooit kinderen kreeg, mag, samen met Saskia’s moeder, zijn oma zijn.



Reacties

Eén reactie op “Doorschuiven”

  1. Magda van Dalen avatar
    Magda van Dalen

    Dit was een mooi verhaal en lekker lang en ook omdat het in de buurt speelt. Ik heb er erg van genoten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *