De vermeende vondeling

De jaren vijftig.
‘Je lijkt precies op je vader kind; vind je niet Piet, dat ze precies op Gerrit lijkt?’
We zaten met ons drieën om de tafel, tante Cor, oom Piet en ik.
Het was grote vakantie en daarom logeerde ik zes weken in Vinkeveen bij tante Cor, die huishoudster was bij oom Piet, die niet mijn echte oom was.
Tante Cor was de vierde zuster van mijn vader en als enige ongetrouwd.   Waar onze hele familie uit lange slanke donkere mensen bestond, was tante Cor gezet, van middelmatige lengte en blond.
‘Ik lijk niet op mijn vader, want hij heeft een griesmeelgezicht,’ zei ik.   Tante grinnikte vrolijk: ‘Wees jij maar blij kind, dat je op je vader lijkt. Hij is een fijne man!’
‘En je hebt dezelfde ogen kraaloog,’ deed oom Piet een duit in het zakje.   Aarzelend keek ik van tante naar oom Piet en weer terug. Mijn moeder had het ook wel eens over ‘fijn’. ‘Dat is nogal een fijne meneer,’ kon ze zeggen en daar werd niet veel goeds mee  bedoeld…
‘Mijn vader is de liefste van de hele wereld,’ ging ik voor de zekerheid in de verdediging, ‘maar ik lijk niet op hem.’
‘Ik zal je een verhaal vertellen,’ zei tante.
‘Toen ik nog een meisje was, net als jij nu, werd ik thuis vaak geplaagd. Nu ik volwassen ben, weet ik dat het niet kwaad bedoeld was; maar toen… toen kwam dat hard aan, want ik geloofde het.’
Tante schoof de papieren die voor haar op tafel lagen opzij en pakte mijn hand. Ze zuchtte eens diep en schudde haar hoofd.
‘Het vaste grapje, dat iedereen bij ons thuis bijzonder leuk vond, was, dat mijn vader tegen mij zei dat ik een vondeling was.’
Weer schudde tante haar hoofd en keek mij aan.
‘Jarenlang geloofde ik dat, omdat ik op niemand in ons gezin leek. Op een zondag, toen mijn vader met mijn broers en zusjes naar de verjaardag van een tante gingen, deed ik alsof ik niet lekker was en mocht ik thuis blijven. Ik was toen al een jaar of vijftien…
Toen ben ik stiekem in het bureau van mijn vader gaan neuzen om te zoeken naar papieren waaruit zou blijken wie ik was. Ik vond het trouwboekje en daar stond ik in! Ik was helemaal niet gevonden, maar gewoon geboren net als de anderen!’
‘Ik vind u net zo lief als mijn vader hoor, dus lijkt u in de liefde op hem,’ troostte ik.
Tante, die eerst treurig keek, schoot in de lach.
Ze stond op, drukte mijn hoofd even tegen haar zachte brede boezem en plantte een zoen op mijn hoofd.
Opeens riep ze: ‘Wie wil er warme chocola?’
Ik kon er niet over uit.
‘Zei uw moeder dan niet dat u haar meisje was?’ vroeg ik.
‘Mijn moeder is vroeg gestorven kind,’ zei ze plechtig. ‘en mijn vader nam het leven niet zo serieus.’
‘Hoe oud was u dan toen uw moeder dood ging?’
‘Ongeveer een jaar jonger dan jij nu bent; je bent toch acht?’
‘Ja,’ bevestigde ik.
‘Maar ik vind helemaal niet dat Papa en oom Jas op elkaar lijken en tante Lies en de andere tantes ook niet en u dus ook niet. Iedereen lijkt gewoon op zichzelf.’
‘Zullen we eens een tekening van je vader maken?’ vroeg tante. ‘Dan zal ik je de overeenkomsten aanwijzen.’
‘Jaah!’ Ik schoof mijn stoel naar achteren om de tekenspullen tevoorschijn te halen. Tante had niet alleen potloden en kleurpotloden, maar ook een koffertje met verschillende kleuren verf, die ze gebruikte om schilderijen van het landschap rond haar huis en het dorp te maken. Alle pittoreske ingrediënten waren daarvoor aanwezig, zoals de vaart waar de houten wc op uitkwam en de ophaalbrug even verderop waar de straat de vaart kruiste. De koeien in de wei aan de overkant en de grote kerk op de hoek. Op een regenachtige dag probeerde ik wel eens een van haar schilderijen na te tekenen en mooi in te kleuren. De tubetjes verf werden alleen door tante gebruikt.
Ze had voor zichzelf een heel mooi schetsboek en een kleiner exemplaar dat ik mocht gebruiken.
‘Niemand verder in de familie schildert,’ zei tante.
‘Kraaloog wel,’ zei oom Piet.
De potloden gleden over het papier. Met een paar lijnen had tante een bureau geschetst met daarachter mijn vader. Duidelijk herkenbaar in zijn kostuum, met zijn bril op en de kaarsrechte scheiding in zijn haar en, dat was het allermooiste, een glimlach op zijn gezicht.
Ik keek telkens opzij naar wat tante deed en probeerde haar na te doen. Maar dat lukte niet. Ik was de hele tijd aan het gummen en mijn blad werd steeds grijzer.
‘Geef maar even hier,’ zei tante en met een paar lijnen had ze de tantes getroffen.
‘Het zijn net pasfoto’s,’ zei ik. ‘Zet u papa ernaast? En mag ik ze dan kleuren?’
Ik mocht ze ook uitknippen en van een vel papier een boekje maken, zodat ik mijn eigen ‘familiealbum’ had.
Tante schetste nog even door…
‘Kijk,’ zei ze. ‘Ongeveer zo zag mijn vader eruit!’
Ik pakte de tekening op, keek naar tante en zag de gelijkenis: ‘U lijkt op uw vader; mag ik die ook?’ Ik legde de tekening bij de anderen om ze in te kleuren.

————————————–


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *