De parkeergarage

Het was bijna donker toen hij de laatste bezoekers binnenliet.
Met groen licht had hij hen binnengehaald en zijn immense ruimte ontvouwde zich in het licht van de koplampen.
Pijlen en opschriften lichtten op, terwijl de auto zijn weg zocht.
Toen de man en de vrouw de auto verlieten, omarmde hij hen met al zijn somberheid.
Hij drong hun zijn adem op, doordrenkt met benzinelucht en uitlaatgassen, terwijl ze zich door zijn binnenste haastten.     
Hij doofde zijn lichten en met een kleine noodverlichting lokte hij ze via trappetjes van de ene naar de andere uitgang, waarna hij ze grijnzend de doorgang weigerde.
Diep in het donkere gedeelte, dat verder naar achteren lag, zat een verborgen deur.

Spottend sloeg hij hen gade terwijl ze, hun bagage achter zich aantrekkend, wanhopig zoekend heen en weer liepen.
Hun opklinkende stemmen en voetstappen werden vervormd in spookachtige echo’s.
Nadat alle zichtbare uitgangen van het gebouw waren onderzocht, drongen ze dieper de duisternis in, om te zoeken naar een nooduitgang.
De man en de vrouw bleven dicht bij elkaar, terwijl ze langzaam, tastend met handen en voeten, vooruit schuifelden.

De man, die voorop liep, stuitte op de deur.
Hij tastte naar de klink en duwde hem omlaag, waarna de deur open zwaaide.
Ze leken in een donkere kast terecht te zijn gekomen.
In de achterwand van de ruimte bevond zich een tweede deur, waar verkeersgeluiden doorheen drongen.
Na enig morrelen liet deze zich openen en gaf het gebouw de uitgang vrij.
Opgelucht stapte het stel naar buiten, om te ontdekken dat ze zich in lastig doordringbaar struikgewas bevonden.
Er was geen trottoir, noch een fietspad en auto’s raasden met hoge snelheid over de naastliggende weg.
De vrouw sloeg de deur dicht en samen begonnen ze aan de moeilijke klim omhoog door de struiken.

Het gebouw wachtte.

De klim ging moeizaam en langzaam.
Af en toe stopte de man, trachtend de bodem onder het struikgewas te doorgronden.
Ze zaten onder de schrammen en hun handen bloedden.
Toen ze bijna boven waren ontwaarde hij een betonnen plaat tussen de struiken.
Met grote inspanning klom hij erop en ging op zijn buik liggen in een poging ook de vrouw erop te helpen.
Toen ze zijn hand wilde pakken liet ze haar roze koffer schieten, die naar beneden tuimelde.
De man had haar echter al beet en trok uit alle macht om haar bij zich op het plateau te hijsen.
Toen ze er bijna was, kantelde de plaat en stortten ze samen naar beneden waar ze in de verkeerschaos terecht kwamen, die rechtstreeks het gevolg was van de vallende koffer…
Krijsende remmen van auto’s die op elkaar vlogen… Glas, rubberen- en metalen strips vlogen door de lucht…
De vrouw en de man waren gered door de vallende koffer. Toen zij op straat belandden was het verkeer juist tot stilstand gekomen.
De betonnen plaat hoog boven hen kantelde terug op zijn plaats zodra hij van hun gewicht bevrijd was en het gebouw bleef onzichtbaar verborgen achter de haast ondoordringbare struiken.
Op het politiebureau moesten de vrouw en de man afzonderlijk hun verhaal vertellen.
Het klonk echter te ongeloofwaardig om serieus te worden genomen.
Ik weet dat het echt gebeurd is.
Ik was die vrouw.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *