De caravan staat al veertien dagen prominent voor de deur.
Om de haverklap, meestal na het boodschappen doen, wordt de deur van het gevaarte opengetrokken om geleidelijk aan de kastjes met houdbare levensmiddelen te vullen.
Vier koters, tussen de een-meter en de een-meter-vijftig, zeulen vlijtig met textiel, speelgoed en zelfs huisdieren die zij een vakantielang niet denken te kunnen missen.
Buurman rijdt al enige tijd rond met een groot kofferding op zijn dak, dezelfde die aan het begin van het jaar een weekje wintersport aankondigt.
Als het pakken de voltooiing nadert, wat te zien is aan de fietsen die achteraan de caravan worden opgehangen en vastgesjord, volgt het wachten op buurvrouw Stien.
Oehoe…! Ik kom even dag zeggen!
O meid, zegt ze terwijl ze mij vertrouwelijk aankijkt en ze schudt daarbij mijn pols even heen en weer, ik wilde je eigenlijk niet lastig vallen, maar nou ja… je weet dat we de poes het liefst thuis laten. Jij gaat toch niet weg en daarom durf ik het wel te vragen… En zou je misschien ook op de cavia willen passen? En als je dan toch zo nu en dan in huis bent, zou het fijn zijn als je de planten en de…..
Ik pak de telefoon op terwijl buurvrouw lustig verder keuvelt over de manier waarop ze mijn tijd in haar vakantie denkt in te delen.
Ik hang op en kijk haar vriendelijk glimlachend aan.
Dat was mijn zuster, zeg ik.
O leuk, zegt ze en haalt adem teneinde verder uit te leggen wat er tijdens haar afwezigheid dient te gebeuren..
Ik ben haar voor.
Ze vraagt of ik kom logeren.
Die zag ik niet aankomen meid, zegt Stien beteuterd.
Ik ook niet, zeg ik monter, maar ik heb er zo’n zin in!
Geef een reactie