‘Als de rododendrons bloeien, komt onze Peter mij halen.’
Onder het grijze piekhaar stralen de steekoogjes van Johannes het geloof uit van een Christen die voor de hemelpoort staat.
De oude man en zijn vertrouwen zijn mij bijgebleven sinds ons vorige bezoek.
Gastvrij als altijd worden we door de twee oude mensen ontvangen.
Ze wonen in een karakteristieke Achterhoekse boerderij, waaromheen een zich steeds vernieuwend grensdorp zich genesteld heeft.
Boven het klinkerstraatje, dat vol staat met antieke voorwerpen en oude bouwmaterialen, hangt een sierlijk smeedijzeren uithangbord dat de klanten uitnodigt om naar binnen te gaan.
Daar, in de behaaglijke grote keuken, ruikt het naar boenwas en verse koffie.
Johannes vrouw, Bettina, is van Duitse afkomst, wat te merken is aan haar gastvrijheid en haar spraak.
Zodra we zitten krijgen we een kop koffie met een stuk zelfbereide kuchen voorgezet, terwijl de oude man, zoals altijd, begint te pochen over zijn enige zoon die in Engeland woont.
‘Hij heeft een prachtig oud kasteel gekocht, onze Peter, met een schitterend park eromheen.’
Weids gesticulerend tracht de oude zijn zienswijze op het succesverhaal van zijn nakomeling op ons over te brengen.
‘Er staan eeuwenoude bomen en er is een oprijlaan met aan weerszijden rododendrons. En hij heeft gezegd: Als de rododendrons bloeien, kom ik je halen.’
‘Dat is mooi,’ vinden wij en drinken onze koffie.
‘Hoelang is Peter nu al in Engeland?’ vraag ik.
‘Ruim vier jaar, is het niet, Bettina?’
‘Ja, fast faif schon.’
‘Zijn jullie er al eens geweest?’
‘Nee, nog niet, maar als de rododendrons bloeien komt onze Peter mij halen.’
Bettina zegt niets.
‘Sturen jullie antiek van hier naar Engeland?’
‘Zeker, vorig jaar is Peter geweest en toen heeft hij een container volgeladen en mee daarnaartoe genomen.’
‘Zo, dan zien jullie hem dus regelmatig?’
‘Nee, dat niet, alleen vorig jaar; want hij heeft liever dat wij hier verkopen en hem het geld sturen, zodat hij van daaruit zaken kan doen.’
‘Zijn zaak is dus al van de grond?’
‘Ja, maar hij maakt er een wereldzaak van!’
‘Dat kost tijd en geld,’ begrijp ik.
We laten ons rondleiden en bij de aankoop van een kabinet horen we dat Peter een Bentley heeft aangeschaft.
Een paar maanden later passeren we op onze route de plaats van Johannes en Bettina.
We rijden langzaam voorbij; wellicht zijn ze naar hun zoon in Engeland, want de rododendrons staan immers volop in bloei.
Ter hoogte van het klinkerstraatje zien we de oude man echter buiten bezig.
‘Hallo Johannes, je bent er toch! We dachten dat je wel eens in Engeland zou kunnen zitten.’ Moeizaam komt de oude man overeind.
‘Die oude botten…’ verontschuldigt hij zich.
Of we willen of niet, we moeten mee naar binnen, naar Bettina.
Ze komt onmiddellijk met een foto aanzetten waar een bruidspaar op staat.
‘Dit is onze Peter,’ zegt ze. ‘Hai is getrouwd!’
Wij feliciteren hen en vragen of de bruiloft hier of in Engeland gehouden is.
‘Ze zijn in Engeland getrouwd, heel sjiek,’ vertelt Johannes trots.
‘Dat was voor jullie een hele belevenis, neem ik aan,’ zeg ik.
‘Eerlijk gezegd vond Peter het beter dat wai niet kwamen. Het is nogal een deftige familie, ziet u.’ Bettina zet de foto zorgvuldig terug op zijn plaats.
We weten niet direct wat te zeggen. Mijn man schraapt zijn keel.
Maar voor hij iets te berde kan brengen zegt Johannes:
‘Maar als de rododendrons bloeien, komt onze Peter mij halen.’
Bettina knikt mij vriendelijk toe en wenkt mij mee naar achteren.
In de kamer staat een reusachtige bos rododendrons in een glanzende antieke koperen pot geschikt. ‘Kaik eens hoe mooi,’ zegt ze wijs.
Drie maanden later horen we dat Johannes is overleden.
We rijden naar het dorp om Bettina te condoleren.
Tot onze verbazing treffen we Peter, met een mouwloos zwart leren jasje over zijn blote body, die van alles te koop aanbiedt.
Wij kijken hem verbaasd aan.
‘Tja,’ zegt hij dan, ‘mijn vader was oud en de langdurige hitte van deze zomer heeft hij niet kunnen verdragen.’
Ik loop door naar de vertrouwde keuken.
Bettina zit in een leunstoel in haar bloemetjesschort.
Ze lijkt kleiner geworden.
‘Bettina?’ Ze kijkt op en komt langzaam overeind.
Ze wenkt mij mee naar de achterkamer waar het koel is en de gordijnen gesloten zijn.
Zij draait het licht aan.
In een eikenhouten kist met een wit kanten kleed erover, ligt Johannes in een gekleed kostuum met een te wijde boord.
Ik zeg zachtjes: ‘Ik vind het zo erg voor je Bettina…’
Ze knikt, pakt mijn hand met beide handen en geeft er een klapje op.
‘Kaik hier,’ zegt ze en wijst op de glanzend gepoetste koperen pot, waar een totaal verdroogd boeket in staat.
‘Dit zijn de rododendrons, die heb ik voor hem bewaard.’
========================================
Geef een reactie