Anno: 2025
De laagstaande zon verwarmt de tuinkamer.
Hoewel het pas januari is, voorspelde de vroege ochtend al een mooie dag.
Bij de wandeling naar de brievenbus, die aan het begin van de inrit staat, stond de maan vol aan de hemel in het noordwesten.
Voor het eerst sinds maanden voelt Liliane iets van vreugde, van verwachting en verlangen naar iets… goeds.
Ze heeft wat noodzakelijke werkzaamheden verricht; de jaarlijks terugkomende rekeningen voor verzekeringen en belastingen weggewerkt en boodschappen gedaan. Nu verbergt zij zich eens niet onder een berg werk om niets te voelen, maar verlangt ernaar zich te koesteren in de zon, ook al is het maar kort.
Zodra ze thuis is, zet ze de koffie aan.
De geur van vers gemalen bonen vult de keuken en genietend snuift ze de geur op. Ze heeft verse broodjes meegebracht en smeert er een voor Paul en een voor zichzelf voor bij de koffie.
“Paul, kom je? Ik heb koffie!”
Handenwrijvend komt hij tevoorschijn en pakt zijn beker aan van een glimlachende Liliane.
“Laten we in de tuinkamer gaan zitten,” zegt ze. “lekker in de zon…”
“Je ziet er goed uit.” Begint hij voorzichtig en kijkt over de rand van zijn beker naar zijn vrouw.
“Dank je, ik voel mij ook prettiger dan lange tijd het geval was; en…Paul, ik moet je wat vertellen…”
“O..” Verbaasd vragend kijkt hij haar aan.
“Gisteravond, toen jij weg was, kwamen er twee meisjes aan de deur.
Geke en Fransje. Zij vertelden over onze Pollie.”
“Wat?” Paul weet niet wat hij hoort.
“Weten ze waar ze is? Waar zit ze?”
“Ze is nog bij die ‘vriend’, maar ze wil heel graag naar huis komen.”
“Dan komt ze toch?… We hebben haar toch niet weggestuurd? Ze ging zelf.” “Dat weet ik wel, maar nu is ze bang dat we boos zijn, en daarom heeft ze die twee meiden gestuurd om poolshoogte te nemen en te horen of ze thuis nog wel welkom is.”
“Natuurlijk is ze welkom! Ze is onze dochter!”
“Er is nog een dingetje… ze is zwanger.”
Pauls mond valt open, maar er komt geen geluid…
Hij is verbijsterd! Hij weet niet wat hij zeggen moet.
Daarom gaat Liliane verder: “Ik heb gevraagd waar wij haar op moeten halen. Daar gaven ze geen antwoord op, maar ze beloofden dat ze vandaag nog zal bellen. Maar ze weten niet wanneer, want Pollie schijnt haar mobiel kwijt te zijn.”
“En dat zeg je nu pas? Waarom heb je gisteravond niks gezegd?”
“Je kwam thuis met een paar drankjes op en ik dacht dat het beter zou zijn als je dat weggeslapen had.”
“Hebben die meiden haar adres gegeven? Dan gaan we haar nu halen!”
“Nee… dat zeg ik toch…ik heb er wel naar gevraagd, maar Pollie wil geen confrontatie van ons met die vriend. Het ‘waarom’ daarvan is mij niet duidelijk.”
“Dat lijkt mij geen goed teken. Het is idioot dat ze zo reageert en ook dat ze geen telefoon meer heeft.” Hij praat steeds luider en zwaait met zijn vuist heen en weer.
Paul ziet hoe Liliane ‘s gezicht betrekt. Hij kan zich wel voor zijn kop slaan. Vandaag keek ze voor het eerst sinds het vertrek van hun dochter weer wat vrolijker en nu is hij zo stom om haar weer de put in te praten.
“Lili, sorry… ik reageer te heftig. Kom even hier. Ik beloof je dat het goed komt. Ik zal die vent niet op zijn bek slaan, hooguit een flinke schop onder zijn kont geven, als blijkt dat hij niet bereid is te werken voor zijn vriendin en hun kind.”
Liliane kent haar Paul en zijn manier van spreken en, ondanks zichzelf, moet ze lachen, terwijl de tranen over haar wangen rollen.
Paul gaat naast haar zitten en slaat zijn armen om haar heen. Hij zoent haar tranen weg en zegt dan nog eens beslist: “Ik zorg dat het goed komt.”
Het duurt akelig lang voor ze iets van Pollie horen.
Pas laat op de avond, om een uur of elf, belt ze.
Liliane neemt op: Pollie, ben jij dat?”
“Ja mam, ik ben het.”
“Papa is ook hier, ik zet je op de luidspreker. Is alles goed met je?”
“Niet helemaal…”
“Meisje toch, zeg ons waar je bent en dan halen we je op.”
“Ik wil geen ruzie. Mehmet zal boos worden als jullie mij meenemen.”
“Wees maar niet bang, “ zegt Paul, “Ik zal geen ruzie met hem uitlokken.”
“Vertel me waar je zit!”
“Ik ben in Arnhem, ik app jullie het adres door.”
“Over een half uurtje zijn we bij je. Het komt goed.”
Paul heeft opeens ontzettend veel haast. “Kom Lil, er is geen tijd te verliezen…”
Ze stappen in Paul zijn Range Rover en Lil toetst het adres in op haar telefoon.
Binnen een half uur stoppen ze voor een morsig pand met meerdere verdiepingen.
Ze drukken op de bel en moeten de trappen nemen, want de lift werkt niet.
Pollie is helemaal opgelucht als ze haar ouders ziet en wil gelijk mee, de deur uit, bang als ze is dat Mehmet hen ziet vertrekken.
Mehmet is echter in geen velden of wegen te bekennen, die zit elke avond tot in de nacht bij zijn vrienden.
Eenmaal thuis rijdt Paul de auto de garage in en de gordijnen worden gesloten.
Pollie stapt uit en gaat binnendoor naar de hal.
Daar kijken vader, moeder en dochter elkaar aan en dan steekt Pollie haar armen uit en valt haar ouders in de armen.
Pollie is vier maanden geleden weggelopen, maar het valt niet te verbergen dat haar zwangerschap al veel verder gevorderd is. Ze ziet eruit of ze ieder ogenblik kan bevallen.
Pollie wordt in de kamer op de bank geïnstalleerd en dan moet er gepraat worden.
Ze begint te vertellen: “Het afgelopen jaar, op tien mei, dat was op de verjaardag van Lodewijk, heb ik Mehmet ontmoet. Hij zat bij Lodewijk op school en ik vond hem een leuke jongen. Hij was aardig en attent en ik werd verliefd op hem. Wij begonnen samen uit te gaan, buiten de vriendenkring om en we hadden seks met elkaar. Eerst was het alleen maar leuk en Mehmet wilde toen al graag dat ik bij hem kwam wonen. Toen ik merkte dat ik zwanger was, vertelde ik dat tegen hem en toen zei hij dat ik bij hem moèst komen wonen, want het ging om zìjn zoon.”
“Is het een jongetje?” vroeg Liliane.
“Nee, het is een meisje.” Pollie streelt haar gezwollen buik.
“Toen we hoorden dat het een meisje was, was hij teleurgesteld. Hij werd afstandelijk en ging steeds vaker met zijn vrienden uit en liet mij alleen zitten. Ik herken in hem helemaal niet meer die leuke jongen waar ik verliefd op werd.”
“Is dat alles?’ vroeg Paul.
“Nee… “ Ze pinkt een traantje weg.
“Geke en Fransje horen ook bij de vriendenclub en zij vertelden tegen mij dat Mehmet er een tweede vriendin op na houdt.
Hij is elke avond op stap en soms kan ik ruiken wat hij gedaan heeft.”
“Pollie Pollie toch…” Haar ouders hebben medelijden met haar. Ze denken er niet meer aan dat hun dochter zomaar, zonder wat te zeggen, is weggelopen. Ze willen niets liever dan haar helpen. Ze blijft hun dochter, wat er ook is gebeurd.
Resoluut staat Paul op. “We moeten een paar dingen goed afspreken.” zegt hij. “Pollie, je bent nu bij ons en wij gaan zorgen dat alles voor de baby in orde wordt gemaakt. Heb je zelf al babyspullen?”
“Nee, ik heb niks.”
“Wanneer komt de baby?” wil haar moeder weten.
“Begin maart, zeiden ze bij het kraamcentrum.”
“Wij gaan gezellig winkelen voor de baby. Hoe lijkt je dat?” vraagt Liliane.
“Er moet een bedje komen en een kinderwagen en een heleboel schattige meisjeskleertjes.”
“O Papa en mama, ik heb zo’n spijt van wat ik gedaan heb. Ik beloof dat ik nóóit weer zomaar weg ga!”
Bij zijn thuiskomst die nacht ontdekt Mehmet dat Pollie is vertrokken.
Hij is kwaad, want Pollie was de ideale vriendin, die alles deed wat hij vroeg.
Hij weet best dat hij haar niet goed heeft behandeld, maar hij heeft er tijd in gestoken en haar bijgebracht dat ze niets mag ondernemen of beslissen zonder zijn toestemming. En nu is ze zomaar vertrokken. Dat accepteert hij niet. Het is voor hem niet moeilijk te bedenken dat ze naar haar ouders is gegaan. Hij gaat ze morgen een bezoekje brengen en duidelijk maken dat Pollie van hem is.
Liliane en Pollie zijn winkelen.
Als Mehmet op de bel drukt, is het niet Liliane die tevoorschijn komt, maar Paul. Daar had hij niet op gerekend. Paul heeft een sterke persoonlijkheid, wat nogal intimiderend kan overkomen.
Mehmet heeft in de tijd dat hij met Pollie ging nooit de moeite genomen om ook maar één keer met haar mee naar huis te gaan en zich voor te stellen.
Geringschattend bekijkt Paul de figuur die voor hem staat.
“Zeg het eens, jongeman.” Hij kijkt hem strak aan.
“Ik kom voor Pollie,” antwoordt hij en kijkt brutaal terug.
“Pollie? Ken jij Pollie ergens van?”
“Pollie is mijn vriendin.”
“Zo… is Pollie jouw vriendin. Wel, Ìk ben haar vader!!” buldert hij. “En ik ken jou niet. Dus, als ik jou was, zou ik maken dat ik wegkom!”
Als Mehmet ademhaalt om nog iets te berde te brengen, kan Paul zich niet inhouden. “En nou opgedonderd jij!” brult hij. Mehmet springt verschrikt achteruit en Paul smijt de deur dicht.
Hij gluurt door het spionnetje en ziet hem aftaaien.
Hè, dat was even lekker. Hij grijnst en wrijft zich in zijn handen.
Voor de zekerheid belt hij Liliane en zegt haar hem te waarschuwen als ze naar huis komen. Dan zorgt hij dat hij in de buurt is, zodat dat die gast geen kans krijgt om hun dochter lastig te vallen.
Mehmet is geen dappere figuur en geeft al snel op.
Pollie denkt dat het feit dat het kindje een meisje is, daar een rol bij speelt.
Niet veel later hoort Pollie van Geke dat zijn nieuwe vriendin nu bij hem is ingetrokken. Pollie benijdt haar niet.
————————————-
Geef een reactie